VITABERNA

 

 


Pastoraal atelier

Levoland 

Relimarkt

Bronnenmagazijn

 



NEDERLAND DELTA-LAND

Al decennia lang hebben we in Nederland de duinen versterkt, rivier- en zeedijken en Deltawerken aangelegd om het oprukkende water in bedwang te houden. Gevolg van al deze grootse waterwerken was echter wel, dat het evenwicht tussen de grootte van de geulen en de hoeveelheden water die erdoor stroomt hier en daar verstoord is. De natuur reageert op haar eigen manier op deze ingrepen door mensenhanden. In de toekomst zullen we ‘de strijd tegen het water’ anders moeten gaan aanpakken en slim gebruik maken van de natuurlijke processen. Dat betekent: niet alleen verhoging en verbreding van dijken, maar het water met de natuurlijke opbouwende processen (opslibbing) weer de ruimte geven, delen kunstmatig ophogen om op te wonen en werken (grote terpen) en het bouwen van golfoverslagbestendige dijken.

afsluitdijk

amsterdams peil

deltawerken

dijkbewaking

dijkonderhoud

fjordenkust

flevoland

fort ellewoutsdijk

golfoverslagbestendige dijk

zeeweringsdijk

krijtrotsen

lagune venetië

perkpolder

rhone-delta

ruimte voor water

waddengebied

zandsuppletie

     


Water als vriend en vijand

Nederland heeft een gevarieerde kustlijn. Het noorden en westen van ons land wordt begrensd door het water van de Noordzee. De kust van Noord-Holland bestaat deels uit dijken (Hondsbossche Zeewering), deels uit duinen (duinen Den Helder-Petten, NH Duinreservaat, Kennemerduinen, duinen Zandvoort-Noordwijk-Katwijk-Den Haag/Scheveningen-Hoek van Holland). In het westen en noorden van Friesland en Groningen zijn stevige zeedijken aangelegd. En in de provincies Zuid-Holland en (met name) Zeeland hebben we veel dijken en dammen gebouwd om het water van de zee te beteugelen (Deltawerken).
Omdat ons land zo laag en vlak is en water altijd naar het laagste punt stroomt, hebben wij al eeuwenlang met veel water te maken gehad: zout water van de zee en zoet water van gletsjerrivieren zoals Rijn/Waal en regenrivieren zoals de Maas) stromen ons land binnen richting zee. Enerzijds zorgde al dat water voor economische groei en welvaart (havens met transitofuncties, ontstaan van dorpen en steden als belangrijke handelsplekken langs de grote rivieren, drinkwatervoorziening, recreatiedoeleinden en watersport aan zee enz.). Onze welvaart hebben we dus voor een belangrijk deel te danken aan al dat water. Anderzijds vormde (en vormt) al dat water ook steeds een bedreiging voor de mensen (stormen en springvloed vanuit zee (bv. de Watersnoodramp 1953), hoge waterstanden van rivieren na hevige regenval in bergen en heuvels.
[terug]

Amsterdams Peil
In het verleden hebben we grote delen van ons land ingepolderd door het water weg te pompen. Door het wegpompen van water zakt echter de grondwaterspiegel en klinkt de grond in. Grote delen van ons land (Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, het westen van Noord-Brabant) komen daarom steeds lager te liggen, veel lager dan de zee. Het laagste punt van Nederland ligt op 6,76 meter onder het NAP (NORMAAL AMSTERDAMS PEIL): Nieuwerkerk aan den Ijssel. (Het hoogste punt ligt dichtbij het Drielandenpunt op de Vaalserberg: 322,7 meter.) Hoe weten we dat?
Vroeger (17e eeuw) werd door middel van groeven in merkstenen (peilen) aangegeven hoe hoog het waterpeil van de betreffende plek was. Als standaard gold het Stads Peijl (Amsterdam) van 1684, dat was bepaald en afgeleid aan het gemiddelde waterniveauvan het Amsterdamse Ij. Dit peil werd toen vastgesteld op ‘negen voet vijf duym’ (= 2,67689 meter) beneden de ‘Zeedijks Hooghte’. Dit werd Amsterdams Peil (AP) genoemd. In 1860 werd het AP ter vergelijking overgebracht naar andere gebruikte peilen. Omdat er fouten en afwijkingen werden geconstateerd, werd het AP gecorrigeerd en opnieuw genormaliseerd. Men noemde dit voortaan het NAP: ‘Normaal Amsterdams Peil’.
[terug]

Dijkonderhoud
ONDERHOUD AAN DIJKEN
is nodig om ons blijvend te beschermen tegen al het (zee)water en om te voorkomen dat telkens grote stukken land overstroomden (Zeeland, Biesbosch, Noord- en Zuid-Holland). Daarvoor bouwden we zware zeedijken (Zeeland, Hondsbosse Zeewering in Noord-Holland, zeedijken in het noorden van Groningen en Friesland), versterkten wij continu de duinen (aanbrengen van zand vanuit zee [zandsuppletie], aanplanten van helmgras, bescherming van de duinen tegen teveel betreding door de aanwijzing als beschermde natuurgebieden enz) en legden we grote dammen/dijken aan om de zeearmen van de Noordzee af te sluiten.
Al die dijken en dammen vragen natuurlijk om regelmatig onderhoud. Sterke stromingen kunnen bijvoorbeeld de onderkant van de dijk uithollen en wegspoelen. Ook de ‘bekleding’ moet geregeld worden gecontroleerd: er kunnen gaten in ontstaan en soms kan het voorkomen dat mensen er stenen uitpulken en meenemen! Op een (zee)dijk staan nooit bomen: bomen kunnen immers omwaaien, ontwortelen en een diepe kuil in de dijk maken. Zo’n kuil kan door water en wind worden uitgeslepen en de dijk verzwakken, Bovendien nemen bomen veel licht weg, zodat het gras op de dijk minder goed groeit. De meeste dijken zijn immers begroeid met gras: de wortels ervan stabiliseren immers de grond, Maar dat gras moet wel regelmatig worden gemaaid. Soms nemen schapen op de dijk die taak over! Alle dijken krijgen iedere vijf jaar een ‘APK-keuring’.
[terug]

Dijkbewaking
De DIJKBEWAKING is een samenspel van velen: weerkundigen, waterbeheerders, dijkwachters en vele anderen. Laten we eens kijken wat er in geval van een naderende stormvloed gebeurt.
Eerst komt het KNMI in actie: wanneer mogelijke stormvloedgevaar wordt gesignaleerd, waarschuwt het KNMI de verantwoordelijke persoon van de stormvloedwaarschuwingsdienst.
Wanneer er een stormvloed dreigt te komen, wordt de bemanning van de stormvloedwaarschuwingsdienst van Rijkswaterstaat in Den Haag opgeroepen. Deze alarmeert de waterschappen en andere betrokken instanties en adviseert eventueel dijkbewaking.
De waterschappen stellen dijkbewaking in en de dijkwachten gaan patrouilleren langs de dijken om te controleren of deze in orde zijn en blijven. De waterschappen waarschuwen alle hulpverleners (zoals politie, brandweer, leger) die wellicht nodig zijn. Als een dijk dreigt door te breken, waarschuwen ze de burgemeester van de gemeente die de inwoners kan laten evacueren.
De kustgemeenten hebben calamiteitenplannen klaar liggen voor overstromingen.
Ruim voor het verwachte hoogwater worden de stormvloedkeringen in de Oosterschelde, de Nieuwe Waterweg en de Hollandse Ijssel bemand. Deze keringen worden zo nodig gesloten.
[terug]

Afsluitdijk en Flevoland
Het aanleggen van de AFSLUITDIJK vond plaats tussen 1927 en 1932. Duizenden arbeiders werkten er aan, met primitieve middelen. De dijk is 32 kilometer lang (keileem) en verbindt de provincies Noord-Holland en Friesland. Het initiatief van de bouw ervan lag al in 1918, toen de Zuiderzeewet werd aangenomen. Doel ervan: afsluiten van de Zuiderzee (= tegenwoordige Ijsselmeer) van de Noordzee middels de Afsluitdijk, het droogleggen van grote delen van de Zuiderzee en het aanleggen van een aantal polders om te wonen en te werken.Op 28 mei 2007 bestond de dijk 75 jaar.
Voor het droogleggen van (delen van) de Zuiderzee en het bouwen van de Afsluitdijk maakte ir. Lely een plan. Om de dijk aan te leggen werd eerst de Wieringermeerpolder drooggelegd. In 1939 volgde een dijk tussen Lemmer en Urk (toen nog eilanden in de Zuiderzee). Na het aanleggen van deze dijk verloren Lemmer, Urk (en ook Schokland in 1942) hun status als eiland. De Noordoostpolder was de eerste polder in het Ijsselmeer (1948). Oost-Flevoland was gereed in 1957, Zuid-Flevoland in 1968. In 1986 werd de provincie FLEVOLAND geboren (de twaalfde provincie van Nederland). De nieuwe provincie ligt maar liefst 5 meter onder de zeespiegel!
[terug]

Deltawerken
De DELTAWERKEN hebben ruim veertig jaar in beslag genomen. Nergens anders in ons land dan in de provincie Zeeland is het zeewater zo prominent aanwezig: Zeeland bestaat uit allemaal eilanden, aan alle kanten omgeven door het zeewater. In februari 1953 braken door een vliegende storm veel dijken door en stroomde veel land onder water. Gevolg: duizenden doden en grote economische schade.
Na de watersnoodramp van 1 februari 1953 werden heel snel plannen gemaakt om alle zeearmen in Zeeland af te sluiten, met uitzondering van de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg (die open moesten blijven voor de scheepvaart naar resp. Antwerpen en Rotterdam). Zo ontstond het Deltaplan en de Deltawerken.
[terug]

Zandkreekdam (1960) en Veerse dam (1961)
Het Veerse gat was het kleinste van de zeearmen en daarom het gemakkelijkst om mee te beginnen. Om te voorkomen dat de stroming te groot werd, is eerst een dam aan de oostkant aangelegd: de Zandkreekdam, die de eilanden Noord- en Zuid-Beveland met elkaar verbindt. De Zandkreekdam is afgesloten met caissons.
De Veerse dam verbindt Noord-Beveland met Walcheren. Omdat de stroming te sterk was voor normale caissons, gebruikte men doorlaatbare caissons met neerlaatbare schuiven. Deze werden eerst op hun plaats gezet met open schuiven (zodat het getijdewater kon doorstromen). Bij de kentering van het getij werden de schuiven in één keer naar beneden gelaten en snel opgevuld met zand. De caissons werden vervolgens ingepakt in stenen en overgoten met asfalt.
[terug]

Grevelingendam (1965), Oesterdam (1987), Philipsdam (1987) en Markiezaatskade (1987)
De Grevelingendam diende om de stroomsnelheden in Oosterschelde, Grevelingen en Haringvliet te verlagen en zo de bouw van de afsluitbare dammen aan de buitenzijde van deze zeegaten te vergemakkelijken. De zuidkant van de Grevelingendam werd gebouw met caissons. Voor het noordelijke deel werd gebruik gemaakt van een kabelbaan, die zakken met stenen in het water liet vallen; later gebruikte men ook zandzakken en asfalt.
Oesterdam en Philipsdam zijn gebouwd om de oppervlakte van Oosterschelde (en daarmee het volume water) te verkleinen. Zonder deze dammen zou het getijdevolume in Oosterschelde na de bouw van de Stormvloedkering (Neeltje Jans) te zeer zijn afgenomen. Beide dammen zorgen ook voor een getijdenvrije scheepvaartverbinding tussen Rotterdam en Antwerpen.
De Markiezaatskade werd aangelegd om de sluiting van de Oesterdam makkelijker te maken en te zorgen dat er tijdens de bouw ervan geen onaanvaardbare hoge stroomsnelheden zouden optreden op de Schelde-Rijnverbinding.

[terug]

Volkerakdam (1970) en Haringvlietdam (1971)
De Volkerakdam scheidt het Haringvliet van het Volkerak. De dam moest worden aangelegd om gevaarlijke stromingen te voorkomen. Ook de verbetering van de verkeerssituatie ter plekke was een belangrijk argument. De Volkerakdam is aangelegd met doorlaatbare caissons.
De Haringvlietdam sluit het Haringvliet af van zee en beschermt Goeree-Overflakkee, Voorne-Putten en de Hoekse Waard. Om het water van Maas en Rijn af te kunnen voeren, moest dit een doorlaatbare dam worden. Het centrum van de dam bestaat daarom uit 17 sluizen die het water van de Nederlandse rivieren op de zee lozen.
[terug]

Brouwersdam (1972)
De Brouwersdam (6,5 km lang) vormt de scheiding tussen de Grevelingen en de Noordzee; ze beschermt Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. Het zuidelijk deel bouwde men met een kabelbaan die 240.000 betonblokken in zee stortte. Het noordelijk deel werd gesloten met doorlaatbare caissons. Het Grevelingenmeer heeft een vast waterpeil, maar is wel zout gebleven. In 1979 bouwde men een spuisluis in de dam om vers zeewater toe te laten.
[terug]

Stormvloedkering Oosterschelde (Neeltje Jans, 1986)
De stormvloedkering in de Oosterschelde beschermt Schouwe-Duiveland, de Bevelanden, Tholen en St. Philipsland. De kering bestaat uit 66 neerlaatbare schuiven (bestaande uit drie delen, met elkaar verbonden door twee kunstmatige eilanden) die normaal tij op de Oosterschelde toelaten. Bij extreem hoog tij (vanaf 3 meter boven NAP) gaan de schuiven dicht. Sinds 1986 is dit al meer dan 20x gebeurd. De kering wordt door veel buitenlandse toeristen bezocht en trekt jaarlijks meer dan 300.000 belangstellenden uit binnen- en buitenland.
[terug]

Stormvloedkering Maeslantkering (Nieuwe Waterweg, 1997)
e Maeslantkering beschermt de Nieuwe Waterweg en de haven van Rotterdam. De kering bestaat uit twee stalen deuren die normaliter in dokken liggen geparkeerd. Bij stormvloed worden de dokken vol water gelaten, waardoor de deuren gaan drijven en de Nieuwe Waterweg (360 meter breed) kunnen worden opgedraaid. Als de deuren elkaar zijn genaderd, lopen de holle ruimten in de deuren vol water en zinken ze tot op de bodem. Wanneer het hoogwater voorbij is, gaat alles in omgekeerde volgorde. De kering wordt (automatisch) gesloten als het waterpeil bij Rotterdam 3,00 meter boven NAP of bij Dordrecht 2,90 boven NAP staat. De Maeslantkering weeg evenveel als 4 Eiffeltorens, en een deur met achterliggende arm rechtop gezet is even hoog als de Eiffeltoren! Volgens het Guinness Book of Records is de kering de grootste robot ter wereld.
[terug]

Stormvloedkering Hollandse Ijssel (1958)
De stormvloedkering in de Hollandse IJssel beschermt Zuid-Holland en een deel van Noord-Holland tegen overstromingen bij hoog tij. De kern ervan bestaat uit twee stalen schuiven die elk tussen twee heftorens kunnen bewegen. In gesloten stand rusten de schuiven op betonnen drempels op de bodem van de rivier. In principe gaat de kering dicht als de waterstand hoger dan 2,25 meter boven NAP dreigt te komen.
[terug]

Stormvloedkering Hartelkering
De Hartelkering ligt in het Europoortgebied en is gekoppeld aan de Maeslantkering en bestaat uit grote, ellipsvormige schuiven die naar beneden zakken. Wanneer de Hartelkering dicht is, is het Europoortgebied voor de scheepvaart gesloten.
[terug]

Waddengebied
Een geheel ander soort kustgebied is het WADDENGEBIED (eilanden Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog [TVTAS] en Waddenzee). De eilanden zijn de restanten van een lange rij duinen die destijds door de wind werden opgeworpen. De zee brak deze duinenrij op verschillende plaatsen door, zodat de Waddenzee ontstond.
De eilanden staan sterk onder invloed van zeestromingen (vanaf Calais/Het Kanaal worden bij ieder getijde vele miljoenen kubieke meters zand verzet!). Aan de westkanten brokkelen de eilanden steeds af en verdween een aantal dorpen in zee (ondanks de aanleg van strekdammen), aan de oostkanten neemt de verzanding gestaag toe (bv. Boschplaat/Terschelling en Het Oerd/Ameland). Bovendien dragen de zeestromingen bij tot een verdere verzanding van de Waddenzee (bij laag water vallen er grote slik- en zandvlakten droog en kan men er wadlopen; bovendien fourageren er miljoenen zeevogels en is het een uniek broedgebied – vogeleiland Griend). Scheepvaart op de Waddenzee is niet gemakkelijk omdat schepen alleen door diepere vaargeulen kunnen varen (> veerboten!). Door de sterke (veelal westen)wind willen de eilanden heel langzaam verder (zuid)oostwaarts wandelen. Doordat Rijkswaterstaat dijkringen definieert, waarbinnen de veiligheid van eilandbewoners gewaarborgd wordt, en omdat er afspraken zijn gemaakt over het op zijn plek houden van de kustlijn (door middel van zandsuppleties) kunnen de eilanden niet wandelen. Wel kunnen de eilandstaarten nog een beetje ‘kwispelen’.
[terug]

Aanvullen van zand
ZANDSUPPLETIE:
als we de afgelopen eeuwen niets hadden gedaan, dan was Nederland onder invloed van het zeewater gebleven en zou het voor een groot deel uit moerasgebied bestaan. Dit moerasgebied zou door opslibbing en veenvorming wel hoger hebben gelegen dan het land nu. Dit zou natuurlijk economisch niet interessant zijn geweest, omdat je daar veel moeilijker huizen op kunt bouwen of wegen door kunt aanleggen. Zouden we nu de dijken en duinen weghalen, dan zou Nederland voor tweederde onder water stromen. (‘Amersfoort aan zee’, en Noord-Holland zou überhaupt niet meer bestaan).
De zandige Noordzeekust is voortdurend in beweging. Dagelijks worden vele miljoenen kubieke meters zand over grote afstanden heen en weer getransporteerd. Tijdens stormen en stormvloeden wordt vaak veel zand van de duinen afgeslagen. [De duinen trekken zich dan als het ware landinwaarts terug en het zand blijft achter op het strand en de vooroever. Er is dus eigenlijk eerder sprake van een herverdeling van het zand dan van verlies! Onder normale omstandigheden herstelt het evenwicht zich weer geleidelijk].Veel zandbanken ‘wandelen’ en ook stroomgeulen zijn voortdurend in beweging.
De Nederlandse kust verliest al eeuwenlang zand. Dit speelt zich voornamelijk af onder de waterlijn. Onzichtbaar verplaatst de zee zand in vanaf Nauw van Calais naar Noord-Nederlandse kust). Een deel van dit zand verdwijnt in de Delta en in de Waddenzee (zuid-noord-stroming, Het zandtekort dat op die manier ontstaat, wordt weer vanaf het strand aangevuld. Gevolg: de Nederlandse kustlijn beweegt langzaam maar zeker landinwaarts (te zien op oude kaarten: bv. Egmond aan Zee is in de afgelopen eeuwen honderden meters landinwaarts komen liggen).
Om te voorkomen dat de kustlijn zich te ver terugtrekt, wordt deze jaarlijks ‘opgemeten’. Als de terugwijking te veel is t.a.v. de vastgestelde basiskustlijn, wordt ingegrepen met het aanvullen van zand: zandsuppletie. Door dat opspuiten van zand wordt zand dat door de zee is weggevoerd weer aangevuld.
[terug]

Ruimte voor het water
In de toekomst is het beleid erop gericht om RUIMTE AAN HET WATER te geven .Ondanks alle maatregelen die in de loop der tijd genomen zijn, is het de vraag of deze wel allemaal zo goed zijn geweest en of het ‘ingrijpen in de natuur’ wel de effecten heeft die men er – tot nu toe – van verwachtte. De natuur reageert met de natuurlijke processen op de ingrepen van de mens en stelt ons nogal eens voor problemen die we niet hadden voorzien. In de toekomst zullen we ‘de strijd tegen het water’ dus anders moeten gaan aanpakken en slim gebruik maken van de natuurlijke processen. Immers: we kunnen de dijken niet oneindig verhogen (gevaar van ‘afschuiven’ van delen van de dijk doordat het kwelwater de dijken van onderaf verzadigt), en bovendien wordt het verschil tussen waterpeil en grond (land) veel te groot (> ook door inklinking grond!).
Deskundigen staan daarom een ‘brede’ aanpak voor. Dat houdt in: niet alleen verhoging en verbreding van dijken, maar ook het water met de natuurlijke opbouwende processen (opslibbing) weer de ruimte geven. Dit wordt ook wel ‘natuurlijke klimaatbuffers’ genoemd. Als de zee af en toe over het land kan stromen kan er steeds een zand/sliblaagje worden afgezet, waardoor het land steeds een beetje meer ophoogt. Zo kan het land meegroeien met de zeespiegelstijging. Kijk maar naar ‘Het Verdronken land van Saeftinge’, ooit te laag om te kunnen worden ingepolderd, maar tegenwoordig een van de hoogste delen!. Of delen kunstmatig ophogen om op te wonen en werken (grote terpen). Gevolg: het land kan op sommige plekken weer aanslibben en wordt op natuurlijke wijze weer opgehoogd. Ook kunnen golfoverslagbestendige dijken worden aangelegd met daarachter gebieden die zo ingericht zijn dat zo nu en dan een beetje overslaand water geen probleem is. Zo’n gebied kan begrensd worden door een tweede dijk, die vaak al aanwezig is. In de breedte gaan en natuurlijke opslibbingsprocessen weer benutten of kunstmatig ophogen is belangrijk om niet afhankelijk te blijven van één smalle verdediging tegen een langzaam maar zeker stijgende zee. Dus niet één heel hoge dijk als enige verdediging, maar het water keren en zo nodig opvangen in een bredere kustzone met meerdere dijklijnen.
de kustverdediging betreft moeten we onderscheid maken tussen het zandige kustfundament en bedijkte kusten.
Het zogenaamde zandige kustfundament van Nederland wordt op zijn plaats gehouden met het aanbrengen van zand op het strand en op de ondiepe vooroever. Dit is een slimme en goedkope manier omdat gebruik gemaakt wordt van het van nature aanwezige zand en de van nature aanwezig golfslag, stroming en wind die het zand langs de kust, het strand en de duinen verspreiden. Zo houden we een ‘slijtlaag’ in stand.
Daarnaast moeten we naast kustverdedigingsmaatregelen aandacht geven aan het nemen van maatregelen die (grote) schades voorkomt in het geval van toch een overstroming (bijvoorbeeld: huizen op palen, drijvend of op terpen, net zoals vroeger, maar dan veel groter, voor hele wijken).
[terug]

Golfoverslagbestendige dijken

Fort Ellewoutsdijk
Voor het dorp ELLEWOUTSDIJK liggen twee zeedijken. Een nieuwe hoge dijk (1980) ligt tegen de rand van het dorp, een oudere lagere wat verder zeewaarts. Tussen de dijken staat een historisch fort. Bij de toetsing van de dijken in 1996 werd vastgesteld dat op veel plaatsen de steenbekledingen van de dijken niet sterk genoeg meer waren: de zeegolven bleken veel krachtiger te zijn dan eerder was gedacht en niet sterk genoeg zijn om een superstorm (die eens in de 4000 jaar optreedt) veilig te keren. Versterking van alleen de nieuwe zeedijk was niet wenselijk, want dat zou ten koste gaan van het fort. Daarom is naar een andere oplossing gezocht.
De twee dijken aan weerszijden van het fort zijn beide versterkt. De oudere, zeewaartse dijk heeft aan de onderkant een laag breuksteen met asfalt gekregen en aan de bovenkant betonzuilen. Bijzonder is dat de oude dijk niet alleen aan de buitenkant is verstevigd, maar ook op de kruin en aan de binnenzijde. Deze dijk kan nu een superstorm weerstaan. Bij die extreme omstandigheden zullen er wel golven over de dijk spoelen, maar daar is de bekleding tegen bestand (GOLFOVERSLAGBESTENDIG). Ook de nieuwe dijk aan de andere kant van het fort mag nat worden, want ook die is verstevigd met asfalt. Samen vormen de dijken een sterke waterkeringszone. Eens in de 50 jaar zal er enkele decimeters water tussen de twee dijken staan en eens in de 100 á 250 jaar staat er een meter of twee water. Voor de veiligheid en het fort is dat geen probleem.
[terug]


Perkpolder

Enkele jaren geleden was het nog een veerhaven aan de Westerschelde: PERKPOLDER. Maar sinds de aanleg van de Westerscheldetunnel is het veer uit de vaart genomen en ligt de haven er verlaten bij. De gemeente Hulst en de Provincie Zeeland wilden het gebied benutten om de economie en de leefbaarheid in de omgeving te versterken. Rijkswaterstaat zag goed mogelijkheden om natuurverlies te compenseren dat optreedt in de Westerschelde als gevolg van de verruiming van de vaargeul. Gestimuleerd door het project ComCoast zagen de betrokken overheden bovendien kansen voor toepassing van vernieuwende waterkeringstechnieken.
[terug]

Hondsbossche Zeewering
Om een zwakke schakel in de Nederlandse kustverdediging te versterken werd de HONDSBOSSCHE EN PETTEMER ZEEWERING gebouwd. Om de komende 50 jaar voldoende veiligheid te geven zouden deze weringen moeten worden verhoogd met 1,5m en 3 m. Meer zeewaarts gerichte maatregelen zoals zand- en strekdammen bleken 2 tot 5 keer zo duur. Daarom werd een alternatief bedacht: een golfoverslagbestendige dijk (dijkversteviging in plaats van dijkverhoging).
De kruin en het binnentalud van de dijk worden versterkt zodat deze niet of nauwelijks worden beschadigd door overslaande golven. Door de dijk niet te verhogen maar te versterken zal in extreme omstandigheden meer golfoverslag worden toegelaten. Dat betekent dus dat het natter wordt achter de dijk, maar alleen bij extreem zware stormen. Afhankelijk van het ruimtegebruik van de zone achter de dijk en als er binnendijk (slaperdijk) aanwezig is – zoals het geval is bij de Hondsbossche Zeewering, kan het overslaande water worden opgevangen. Als er geen tweede dijk is of als er huizen direct achter de dijk staan, zoals het geval is bij de Pettemer Zeewering, moeten maatregelen genomen worden om het overslaande water af te voeren naar een plek waar het minder overlast veroorzaakt.
[terug]

Rhône-delta (Camargue, Frankrijk)
De Camargue ligt aan de Middellandse Zee en beslaat bijna de gehele RHÔNE-DELTA ( > Rijn, Zwitserland!). Het is een waterrijk gebied met veel meren en lagunes, moerassen, bos- en duingebieden. Zo’n gebied is natuurlijk moeilijk door mensen te bewonen en te bebouwen. Daarom werd in 1859 de eerste zeedijk aangelegd, die de invloed van de getijdenwerking beperkte. In 1869 werden ook de Rhône-oevers ingedamd, waardoor het aantal overstromigen sterk terugliep en de waterbeheersing verbeterde. De bewoners konden nu wijngaarden en rijstvelden aanleggen (waarvoor weer irrigatiekanalen nodig waren). Maar door dit alles ontstonden ook niet problemen. Door dit netwerk van dammen en dijken werd de delta min of meer afgesneden van de natuurlijke, periodieke instroming van zoet en zout water. Daardoor werd de eigenheid van flora en fauna aangetast en moest de Camargue een gedeelte van zijn natuurlijke ‘wildheid’ (wilde paarden, flamingo’s enz) inleveren.
[terug]

Lagune van Venetië (Po-delta)
De rivier de Po, de langste rivier van Italië (882 km) stroomt door Noord-Italië. Het water van de Po stroomt zeewaarts, richting Adriatische Zee, waar hij een bij Venetië een delta vormt. Venetië is een LAGUNE. Een lagune is een soort meer dat ontstaat tussen een strand en een schoorwal of strandwal: een landtong die gevormd wordt door afzetting van zand in een bocht van de zeekust, en die deze bocht geheel of gedeeltelijk afsluit van de open zee. In de lagune liggen wel 120 eilandjes. De belangrijkste vervoermiddelen zijn boten en gondels. Er zijn vaak overstromingen en vanwege de drassige grond zijn de gebouwen, net als in Amsterdam, op palen gebouwd. Door het wegpompen van grondwater onder stad voor huishoudelijk gebruik en industrie zakte de bodem steeds verder weg. In 2003 was het gemiddelde waterpeil 23 cm. hoger geworden. Om verder wegzakken te voorkomen, werd het wegpompen van water verboden. Ter bescherming van overstromingen is men ook begonnen met een soort stormvloedkering die de lagune Venetië bij hoog water moet beschermen.
[terug]

Fjordenkust (Noorwegen)
De Noorse kust is een ‘fjordenkust’. Kenmerkend voor een FJORDENKUST zijn de diepe, bergachtiuge insnijdingen en steile hellingen, die zich ook onder water voortzetten. Ze zijn ontstaan door uitschuring van landijs tijdens de ijstijd. Fjorden zijn soms aan de monding minder diep dan verder het land in. Dit wordt veroorzaakt door de morene (door de schurende werking van een gletsjer verpulverd gesteente dat door de ijsmassa gedeeltelijk meegevoerd wordt) die de gletsjer achterliet toen hij zich terugtrok. We noemen dat de ‘fjorddrempel of – dorpel’. Deze zorgt ervoor dat het water in een fjord zich veel rustiger gedraagt dat de (open) zee. Daarom zijn veel fjorden natuurlijke havens.
[terug]

Krijtrotsen (Atlantische kust bij Normandië en Noordzeekust bij Engeland
Normandië: de Côte d’Albâtre (de Albasten Kust), strekt zich uit van Le Tréport tot aan Le Havre. Een indrukwekkende muur van KRIJTROTSEN (falaises) die op sommige plaatsen een hoogte van meer dan 100 meter bereikt en heel langzaam door het water weggeschuurd wordt (opgelet: éboulements!). In de door rivieren uitgesneden valleien en smalle dalen liggen badplaatsjes tussen de kliffen genesteld. Vooral omgeving van Etretat (uitgesleten rotsen).
Engeland: vooral Dover, bekend om zijn "white cliffs of Dover". Rotskust die eveneens soms 100 meter hoogte bereikt. Cliffs bestaan uit pure witte kalksteen.
[terug]


Terug naar overzicht