KALENDERS
Onze huidige westerse kalender heeft een
voorgeschiedenis van enkele duizenden jaren. Er zitten allerlei culturele en
levensbeschouwelijke elementen in. Dat onze laatste millenniumwisseling in
2000 viel, is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Want volgens de joodse
kalender was het toen 5760, volgens de hindoe-kalender 2457 en de
islamitische kalender gaf toen het jaar 1421 aan. Dat heeft weer alles te
maken met de keuze van het 'nulpunt': het begin van een nieuwe dag, het
begin van de jaartelling en het begin van een nieuw jaar.
Voor ons begint de nieuwe dag telkens om 12.00 uur middernacht .Dat is niet
zo vanzelfsprekend als het lijkt. Want in de joodse cultuur wordt de
ondergang van de zon als nulpunt gekozen: de joodse sjabbat begint dus al
vrijdagavond. Hindoeďsten daarentegen beschouwen het opkomen van de zon als
het begin van de nieuwe dag.
Voor ons begint het nieuwe jaar op 1 januari, maar in de Romeinse tijd viel
het begin van het nieuwe jaar niet op 1 maart. Vandaar dat november (novem =
negen) en december (decem = 10) niet de laatste twee maanden van het jaar
waren, zoals wij in onze westerse kalender gewend zijn.
En tenslotte is het nulpunt qua begin van de jaartelling verschillend: in
onze westerse cultuur is het geboortejaar van Jezus Christus (het jaar 0)
het uitgangspunt. Maar in de islam wordt de Hidjra (emigratie van de profeet
Mohammed) als uitgangspunt voor de jaartelling genomen.
En om het allemaal nog ingewikkelder te maken: sommige volken en culturen
nemen de omlooptijd van de aarde om de zon (ongeveer een jaar) als
uitgangspunt voor hun kalender, andere de omlooptijd van de maan om de aarde
(ongeveer een maand).
Al deze verschillende uitgangspunten hebben in de loop der eeuwen voor de
nodige problemen in kalenders en jaartellingen gezorgd.
VRIJDAG
DE DERTIENDE
Iedere maand die
begint met een zondag heeft een vrijdag de dertiende. Maximaal kan
er drie keer een vrijdag de dertiende voorkomen in één jaar (zoals
in 2015).
Over een periode van 400 jaar is de dertiende van de maand 688 keer
een vrijdag, 687 een woensdag of zondag, 685 een maandag of dinsdag
en 684 een zaterdag. Dit komt omdat de Gregoriaanse kalender een
400-jarige cyclus heeft met een geheel aantal weken.
(Bron: Scheurkalender
2015) |
Christelijke kalender
De Westerse jaartelling wordt momenteel
vrijwel overal ter wereld gebruikt. Het systeem is gebaseerd op het begin
van het christendom, de geboorte van Jezus Christus: AD (Anno Domini = in
het jaar van Onze Heer, = n. Chr.). De jaren daarvoor worden aangeduid als
v. Chr.
Het indelen van het jaar is door de eeuwen heen nogal lastig gebleken. De
oude Romeinen kenden oorspronkelijk een kalender met twaalf maanden,
gebaseerd op de cyclus van de maan. Maar omdat maan-maanden niet precies
overeenkwamen met de omlooptijd van de aarde om de zon, liep het verschil na
een aantal jaren tot bijna een maand op. Daarom werd ter compensatie
geregeld een schrikkelmaand ingevoerd. Maar erg secuur waren al die
berekeningen niet. Daarom stelde Julius Caesar stelde in 46 v. Chr. de
Juliaanse kalender in. Hij bepaalde dat het jaar voortaan zou beginnen in
januari en dat er om de vier jaar een schrikkeldag zou worden ingevoerd.
Geleerden van toen gingen er van uit, dat een jaar 365 dagen en 6 uren telde
(de tijd die de aarde nodig had om een baan om de zon af te leggen). Dat
betekende dat men eens in de vier jaar (4x6uur=24 uur) een dag extra nodig
had: een schrikkeldag (29 februari). In werkelijkheid duurt een jaar echter
365,2422 dagen (nog preciezer: 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 45
seconden); daardoor ontstond er in de loop der jaren een verschil van 10
dagen.
Paus Gregorius XIII loste dit probleem in 1582 op door de kalender 10 dagen
te verzetten (na 4 volgde 15 oktober) en elke 400 jaar drie schrikkeljaren
te laten uitvallen. Daarom zijn de jaren 1700, 1800, 1900 en 2100 geen
schrikkeljaren: een schrikkeljaar moet deelbaar zijn door 4 en als het een
eeuwjaar is deelbaar door 400 (2000 was dus een schrikkeljaar). Met deze maatregel stelde paus Gregorius XIII
in 1582 de kalender in zoals we die nu kennen. Niet dat die meteen door
iedereen erkend en gebruikt werd, want in de protestantse gedeelten van
Nederland, Duitsland en Zwitserland duurde het nog tot 1700 voor men die
kalender accepteerde en in gebruik nam. En Rusland volgde pas een jaar na de
communistische revolutie in 1917.
De kalender die paus Gregorius invoerde, noemen we ook wel de burgerlijke
kalender. Deze burgerlijke kalender wijkt (tot op de dag van vandaag) af van
de kerkelijke kalender, waar het begin van het jaar valt op de eerste zondag
van de advent (vier weken voor Kerstmis).
Een verdeling in weken van zeven dagen kende men ten tijde van de Romeinen
aanvankelijk niet niet. Pas toen keizer Theodosius het christendom tot
staatsgodsdienst verhief, ontstond pas het zevendaags weekritme, waarbij de
zondag als rustdag werd beschouwd. De dag indelen in vaste dagdelen en uren
was tot in de middeleeuwen niet gebruikelijk. Met de uitvinding van het
uurwerk (veertiende eeuw) werd dat een stuk gemakkelijker: een dag bestond
voortaan uit twee keer twaalf uren.
Joodse kalender
n het Westen gebruiken we een
zonnekalender, waarin 365,25 dagen per jaar gaan. De joodse kalender is
echter gebaseerd op de maan. Een maand loopt van nieuwe maan tot de volgende
nieuwe maan en duurt 29 of 30 dagen, de tijd die de maan nodig heeft om een
volledige baan om de aarde af te leggen: 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en 2,8
seconden. Per 12 maanden zijn dat ongeveer 354 dagen, 11 dagen korten dan
een zonnejaar. Door zeven keer in 19 jaar een extra maand (een soort
"schrikkelmaand") toe te voegen worden zonne- en maankalender in
evenwicht gebracht. Anders zouden de joodse religieuze feestdagen, die vaak
sterk met de landbouw/oogst verbonden zijn, op den duur niet langer in het
juiste jaargetijde gevierd kunnen worden. Daarom voegden de religieuze
autoriteiten, wanneer ze zagen aankomen dat Pesach te vroeg zou vallen
wanneer men uitsluitend met maanmaanden zou rekenen, na de stand van zaken
binnen akkerbouw en veeteelt te hebben onderzocht een schrikkelmaand
(dertiende maand) in.
Omdat joden een maankalender volgen, tellen ze feitelijk niet de dagen, maar
de nachten. De sjabbat (wekelijkse rustdag) begint dan ook op het moment dat
op vrijdagavond de zon is ondergegaan en duurt tot het moment dat op
zaterdag de zon ondergaat. Vroeger begon een maand wanneer in Jeruzalem een
nieuwe maan was gesignaleerd. Men baseerde zich daarvoor op
getuigenverklaringen en maakte met behulp van vuursignalen in heel Palestina
het begin van de nieuwe maand bekend. Omdat joden buiten Palestina (het
toenmalige Israël) niet precies wisten wanneer die nieuwe maan zou komen,
zond men vanuit Palestina aan het begin van maanden waarin belangrijke
feesten gevierd werden, boden naar de buurlanden om te vertellen dat de
nieuwe maan er was.
De joodse jaartelling begint natuurlijk niet met de geboorte van Jezus
Christus. Joden laten hun jaartelling beginnen in het jaar waarvan ze denken
dat het het scheppingsjaar is: 3760 jaar vóór onze jaartelling. Om het
gebruikelijke kalenderjaar uit te rekenen moeten we 4000 jaar van het joodse
jaartal af tellen en dat getal vermeerderen met 240. Hierbij moet rekening
gehouden worden met het feit dat het joodse jaar van september tot september
loopt. Tussen september en januari (als het joodse jaar dus al begonnen is),
tellen we dan niet 240, maar 239 bij het westerse jaartal op.
Omrekenvoorbeeld: joods jaar 5762 – 4000 = 1762 + 240 = westers
kalenderjaar 2002. Het joodse jaar wordt niet aangegeven als "Anno
Domini" (AD: in het jaar van de Heer, met het geboortejaar 0 van Jezus
Christus als beginpunt), maar als "Anno Mundi" (AM: in het jaar
van de wereld, met het scheppingsjaar 3760 als beginpunt).
Islamitische kalender
Moslims volgen de maan-maanden als basis
voor hun kalender. Een maanjaar is ongeveer 11 dagen korter dan het gewone
jaar van 365 dagen. Omdat er geen correctie plaatsvindt in relatie tot het
zonnejaar (dus geen dertiende maand om de zoveel tijd wordt ingevoerd),
worden islamitische feestdagen elk jaar dus op een ander tijdstip in het
"gewone" jaar gevierd. De Ramadan (vastenperiode) valt daarom
wisselend in lente, zomer, herfst of winter.
De islamitische kalender start in het jaar van Hidjra (emigratie), toen de
profeet Mohammed de stad Mekka verliet om in Medina de eerste islamitische
gemeenschap te stichten. Moslims noemen dat jaar 1 AH (Anno Hegirae = het
jaar van de Hidjra). In de christelijke jaartelling is da 622 (AD, n. Chr.).
Voor het omrekenen van een "christelijk" naar een
"islamitisch" jaar kunnen de volgende twee formules worden
gebruikt: (C = christelijk jaar; H = islamitisch jaar):
omrekenen van islamitisch naar christelijk
jaar: C = H + 622 – (H : 33)
omrekenen van christelijk naar islamitisch
jaar: H = C – 622 + {(C – 622):33}
Voorbeeld: in welk jaar leven we momenteel
volgens de islamitische jaartelling? Antwoord:
2002 – 622 + {(2002 – 622) : 33} = 1380 +
(1380 : 33) = 1380 + 42 = 1422.
Boeddhistische en
hindoe-kalender
Van een aparte boeddhistische en
hindoe-kalender is niet echt sprake; wel zijn er enkele bijzonderheden van
aan te geven.
De hindoeďstische kalender is tamelijk ingewikkeld, omdat deze zowel
rekening houdt met de maanstanden als met het zonnejaar. Het hindoe-jaar
begint in de lente en de religieuze kalender telt twaalf maanden
(maan-maanden). Iedere maand loopt van volle maan tot volle maan (29˝ dag)
en wordt verdeeld in een lichte en een donkere helft. In het dagelijks leven
gebruiken Hindoes dezelfde kalender als iedereen. Ze gaan daarom voor het
gemak uit van 30 dagen per maand en nummeren om de twee maanden de 28e dag
dubbel: 27/28. Een periode van twaalf maanden heet een "pattra" en
telt voor één dag in een godenjaar. Eén godenjaar staat voor 360
Hindoejaren. Twaalfduizend van deze godenjaren vormen een cyclus van
tijdperken of yuga's. Het hindoeďstische jaar 2459 staat gelijk met
"ons jaar" 2002. Start men vanuit een ander 'nulpunt' (bv. in 57
v. Chr., toen koning Vikram een hindoeďstische jaartelling invoerde,
genoteerd met AV – Anno Vikram – ), dan staat 2002 gelijk met het
AV-jaar 2064.
Het (zuidelijk) boeddhisme volgt een maankalender, terwijl het noordelijk
boeddhisme met een zonnekalender rekent. Boeddhisten beginnen hun
jaartelling bij de geboorte van de Boeddha. Wanneer dat jaar als nulpunt
wordt genomen, staat "ons jaar" 2002 gelijk met het boeddhistische
jaar 2537.
Terug
naar overzicht