LOOFHUTTENFEEST
Volgens de joodse kalender wordt na Nieuwjaar
en Jom Kippoer het Loofhuttenfeest (Soekot) gevierd. In de week na Jom
Kippoer (Grote Verzoendag) beginnen joodse families met het bouwen van een
soeka (meervoud: soekot): een hut van bladeren en takken. Een week lang
wonen ze in deze hut. Het Loofhuttenfeest wordt gevierd in september of
oktober en begint op 15 Tisjri. Het is een vrolijk feest, want het is een
dankfeest voor de herfstoogst. Maar tegelijkertijd herinnert het feest aan
de tijd dat het joodse volk vanuit Egypte door de woestijn trok, op weg naar
het Beloofde Land.
Samen met Pesach en het Wekenfeest behoort
het Loofhuttenfeest tot de drie grote pelgrims- of bedevaartsfeesten:
feesten waarbij de joden naar Jeruzalem trokken om hun offers in de Tempel
te brengen. Het Loofhuttenfeest duurt zeven dagen; de achtste dag is het
Slotfeest en de dag daarna is het feest van de Vreugde der Wet (Simchat
Tora). Tijdens de feestweek zwaait men met de loelaw (tak van dadelpalm).
Omdat het Loofhuttenfeest een vrolijk feest is, worden tijdens deze periode
veel andere feestelijke gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld huwelijken,
gepland.
Het verhaal: de soeka van opa
Zoals gewoonlijk sloeg mijn opa op de avond
van Jom Kippoer de eerste spijker voor de soeka (loofhut). Op de ochtend
voor Soekot reed een grote boerenkar ons erf op vol groen riet en hielpen de
boer en zijn zoon mijn opa de muren van de soeka klaar te maken. Ook wij,
kinderen, hielpen mee: wij knipten en plakten slingers en lantaarns om in de
soeka te hangen. Toen het werk klaar was, schitterde de soeka in alle
kleuren van de regenboog en hingen er glimmende appels en kleurige noten aan
het plafond.
Dat jaar logeerde in het huis van opa mijn
neef David, die uit de stad kwam. Ik hield niet zo van David, want het was
maar een verwend joch. 's Middags kwamen mijn vrienden op het erf en keken
vol bewondering naar het werk van opa. "Hebben jullie ooit zo'n mooie
soeka gezien?" vroeg David trots. Mijn vrienden gaven toe dat ze nog
nooit zo'n mooie soeka gezien hadden. Eén jongen die al de hele tijd apart
had gestaan, bleef op een afstandje staan kijken zonder dat hij dichterbij
durfde komen. Ik kende hem: het was Jitschak, de zoon van Awigdor, de
waterputter.
Jitschak deed niet mee met onze spelletjes.
Nu ik hem zag aarzelen, zei ik: "Jitschak, wil je de soeka van binnen
zien?" Hij deed een stapje dichterbij, maar meteen stormde mijn neef
David op hem toe en zei hem dat hij moest opdonderen: "Onze soeka is
niet voor jou!" "Schaam je, David", riep ik en sprong op hem
af. Maar David was sterker dan ik en hij gooide me op de grond. Toen ik
opstond was Jitschak verdwenen.
De avond viel en het werd feest. Wij zaten
met z'n allen in de soeka. Opa vertelde woestijnverhalen en zong
soekotliederen die wij zachtjes mee neurieden. "Wat een wind", zei
mijn kleine broertje opeens, "hoor eens hoe hij met het dak
speelt!" "Dat is niet de wind", zei opa, "maar de kat
die tussen de rietstengels loopt. Jaag hem weg!" Nog voordat ik mijn
hand naar buiten had gestoken, kwam al het riet op onze hoofden neer en door
het dak kwam een jongen vallen die door opa werd opgevangen. Toen we van de
schrik waren bijgekomen, zagen we tot onze verrassing dat het Jitschak was.
Zijn gezicht was krijtwit en hij barstte in tranen uit. "Ik wou alleen
maar de soeka zien", snikte hij, "en luisteren naar de verhalen en
liederen... maar de wind was zo koud en maakte mijn handen helemaal
stijf." "Waarom ben je niet thuis? Waar zijn je ouders?"
vroegen we hem. Maar Jitschak zweeg en bleef naar de grond kijken. Oma vroeg
Jitschak te gaan zitten en gaf hem een kop soep. Langzaam kreeg Jitschak
weer een beetje kleur op zijn gezicht. En toen we uitgegeten waren, deed opa
Jitschak een warme doek om zijn schouders, nam een lantaarn en bracht hem
naar huis.
We wilden niet gaan slapen die avond en zaten
in de soeka te wachten op de terugkomst van opa. Toen hij terugkwam,
bestormden we hem met allerlei vragen. Maar opa keek steeds somberder en
bleef zwijgen. Totdat hij zei: "Ze hebben geen soeka nodig, want ze
hebben geen feestmaal. Twee weken geleden is de vader van Jitschak ernstig
ziek geworden." We werden er met z'n allen stil van. Ook David. Hij
deed op de eerste dag van het feest niet mee met onze spelletjes. Hij liep
maar wat heen en weer voor het huis en op zijn gezicht stonden spijt en
berouw te lezen. 's Avonds ging hij de kamer van opa binnen en bleef daar
wel een uur. We vroegen ons af wat dat te betekenen had en wachtten af.
De volgende dag gingen opa en David al heel
vroeg weg; niemand van ons wist waar ze heen gingen. Toen mijn vriendjes
weer op het erf kwamen spelen, zei ik: "Weten jullie dat Jitschak geen
soeka heeft?" En ik vertelde wat er was gebeurd. Toen zei een van mijn
vriendjes: "Ik nodig Jitschak uit om het feest in onze soeka door te
brengen." Maar dat wilden de anderen ook allemaal wel. Tenslotte
besloten we: wiens soeka het mooist was, die zou Jitschak mogen uitnodigen.
We gingen de stad in en bekeken van iedereen de soeka. Op zeker moment
kwamen we bij de rand van de stad en bleven daar stomverbaasd staan: tegen
de wand van het hutje van Awigdor, de waterputter, stond een soeka, zoals we
nog nooit hadden gezien, zo mooi.
We keken elkaar vragend aan. "Hoe kan
dat", vroeg ik mezelf af, "hoe kan hier zo'n mooie soeka
staan?" We liepen er met z'n allen op af en verdrongen ons bij de deur.
Het was weliswaar maar een kleine soeka, maar zó mooi... Grote en kleine
sterren en bonte vogeltjes van papier bedekten de wanden, gekleurde noten
hingen bij tientallen aan het plafond. En in een hoekje lag een hamer,
kennelijk vergeten en achtergelaten. Ik herkende 'm meteen aan het handvat:
het was de hamer van mijn opa.
Achtergrondinformatie
Het Loofhuttenfeest (Soekot) is niet alleen
een oogst- en dankfeest voor de vruchten die de natuur het afgelopen jaar
opleverde, maar het herinnert ook aan de tocht die het joodse volk vanuit
Egypte door de woestijn maakte op weg naar het Beloofde Land; tijdens deze
tocht verbleven zij in eenvoudige hutten. Het Loofhuttenfeest is vooral een
vrolijk feest; zoals in Leviticus 23 staat: "Gij zult vrolijk zijn voor
de Here uw God."
Het Loofhuttenfeest wordt gevierd in
september of oktober en begint op 15 Tisjri. Het feest duurt zeven dagen. De
twee eerste dagen zijn feestdagen waarop niet gewerkt mag worden; de
volgende vijf dagen mag dat wel. De zevende dag heet Hosjana Rabba. De
Hosjana bestaat uit kleine wilgentakjes, samengebonden met repen wilgenbast
of palmblad en wordt tijdens de ochtenddienst in de sjoel (synagoge)
gebruikt. Dan volgt op 22 Tisjri het Slotfeest (Sjeminie Atseret) en de dag
daarna het feest van de Vreugde der Wet (Simchat Tora). Tijdens Simchat Tora
wordt gebeden om regen, die noodzakelijk is voor een vruchtbaar jaar. De
Tora-rollen (waarop de vijf boeken van Mozes – de Pentateuch – staan:
Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium) worden plechtig
rondgedragen. Omdat de Tora ononderbroken gelezen moet worden, leest men in
de sjoel niet alleen het laatste hoofdstuk van Deuteronomium, maar ook het
eerste hoofdstuk van Genesis.
Joodse families beginnen na het einde van Jom
Kippoer (Grote Verzoendag) ter gelegenheid van het Loofhuttenfeest een soeka
(loofhut) te bouwen in de tuin, op het balkon of het dak. In deze soeka
worden gasten ontvangen en wordt gegeten, geslapen, gezongen. gebeden en uit
de Tora geleerd. Deze loofhutten, die tijdens de oogst als tijdelijke
onderkomens op het land functioneerden, herinneren aan de nomadische
omstandigheden van het joodse volk tijdens de woestijnperiode.
Het bouwen van – en ook het wonen in – de
soeka is gebonden aan een groot aantal voorschriften, zoals minimum en
maximum hoogte, breedte en lengte. Het aantal wanden is bepaald op drie en
ze moeten zo sterk zijn dat ze niet kunnen omwaaien. Pas na het bouwen van
de muren mag het dak geplaatst worden. Voor het dak kan allerhande materiaal
gebruikt worden 'dat uit de grond groeit en afgesneden is'. De dakbedekking
moet er los op liggen; geen plastic, zelfs niet als het regent. Men moet
door het dak de lucht en de sterren kunnen zien, maar er moet meer schaduw
dan zon zijn in de soeka. Het interieur van de soeka wordt feestelijk
versierd. De soeka mag niet eerder dan dertig dagen voor het Loofhuttenfeest
gebouwd zijn. Na de Simchat Tora (Vreugde der Wet) dient de soeka weer te
worden afgebroken.
Tijdens de feestweek speelt een viertal
plantensoorten (Arba'a Miniem) een bijzondere rol: een loelaw (tak van een
dadelpalm), drie hadassiem (myrtetakjes), twee arawot (wilgentakken) en een
etrog (citroen-achtige vrucht). Deze vier plantensoorten hebben ieder hun
eigen symboliek. De etrog (vrucht van de etrogboom) heeft smaak én reuk; de
loelaw smaakt, maar ruikt niet; de hadas ruikt, maar smaakt niet; de arawot
ruikt niet en smaakt niet. Voor al deze vier plantensoorten bestaan
nauwkeurig omschreven regels. Zo mag een etrog bijvoorbeeld niet rond of
groen zijn, geen zwarte of witte maar wel ronde of bruine vlekken bevatten,
minstens 84,9 gram wegen en een kroontje of steeltje hebben; als de etrog
niet voldoet aan deze voorschriften, is hij 'pasoel', ongeschikt voor
gebruik. Het feestboeket wordt – ook weer volgens welomschreven regels –
thuis en in de sjoel gebruikt: men zwaait ermee naar alle windrichtingen.