De mythologie rond het kerstfeest is veel ouder dan het christendom.
Kerstening en verburgerlijking van aloude volksgebruiken hebben slechts
langzaam plaatsgevonden en vrijwel alle nu nog bestaande tradities die uit
vele oorzaken zijn gegroeid, gaan terug op een ver verleden. Hoewel de
essentie van het kerstfeest daarin niet gelegen is, laat een aantal centrale
begrippen de verbondenheid met het verleden zien.
Winterzonnewende
In de culturen van vrijwel alle natuurvolkeren werd het ‘keren
van de zon’ als een regelmatig verschijnsel geconstateerd: vanouds werd in
de rituelen dan ook veel aandacht besteed aan de beide jaarlijkse
zonnewendedagen, 21 december en 21 juli. Voor volkeren op het noordelijk
halfrond was vooral de winterzonnewende van groot belang: men vierde er de
terugkeer van de zon, die als Sol Invictus (de onoverwinnelijke zon)
terugkwam naar de aarde om daar wer – vanaf het lengen der dagen – leven
te brengen.
Dat het eigenlijke feest pas drie dagen later (op de 25e
december) werd gevierd, hangt samen met het feit dat de zon op zijn
terugreis naar de aarde eerst door de ‘luchtsfeer’ moest (de 22e),
daarna door de ‘watersfeer’ (de 23e) en tenslotte door de ‘aardsfeer’
(de 24e).
Ook de Romeinse kalender kende dit feest van de onoverwinnelijke zon, een
voortzetting van het oude zonnewendefeest in de Middellandse Zeelanden.
Keizer Aurelianus wijdde rond 270 n. CHr. een tempel aan de onoverwinnelijke
zon en verklaart de 25e december tot haar geboortedag. Volgens de
traditie werd het kerstfeest – de geboorte van de Messias – als
liturgische viering door paus Julius I (vierde eeuw) vastgesteld op 25
december.
Licht en vuur
In de winter werd het (kkok)vuur – dat voor de rest van het
jaar buitenshuis werd gebruikt – naar binnen gehaald, waar het speciaal
verzorgde diende te worden. Daar verwarmingsvuur echter groter moest zijn
dan kookvuur, betekende dat ook een lichtbron. De kaarsen en de
kerstboomverlichting gaan rechtstreeks terug op dit aloude ritueel, waarin
de jaarlijkse verlichting van het binnenhuis een terugkerend feestelijk
gebeuren was.
Kerststal
Het sobere evangelieverhaal van Jezus’ geboorte heeft de
volksfantasie door de eeuwen heen voldoende voedsel gegeven om daaromheen
kleurrijke taferelen te laten ontstaan. Zo behoorde het bouwen van de
kerststal tot de voornaamste volksgebruiken. Vanaf de vierde eeuw vinden we
in de kerken kerstvoorstellingen, welke met name in de middeleeuwen
toenemen. De eigenlijke kerststal treffen we pas aan tegen het einde van de
middeleeuwen. Het waren overigens slechts de rijksten die zich een
kerstgroep konden permitteren; bij het gewone volk thuis stond alleen maar
een wiegje met een (houten) pop erin.
Met name Franciscus en de franciscaanse beweging hebben veel bijgedragen tot
het ontstaan en de verbreiding van de kerststal. Het was Franciscus die in
1223 ’s nachts in een grot in Greccio het kerstgebeuren met levende
figuren liet uitbeelden. De oudst bekende voorstelling wordt bewaard in de
basiliek van Santa Maria Maggiore te Rome (1289). In de 15e eeuw
wordt de kerstkribbe vooral populair in Zuid-Italië, waar het gebruik
ontstond een aantal beeldjes tegen een geschilderde achtergrond te plaatsen.
In Napels bloeide een echte kerstkribbe-kunst. Vanaf de 17e eeuw
verbreidde het gebruik zich over Sicilië, Spanje, Portugal en Polen. In
Frankrijk werden vanaf de 18e eeuw tot begin 19e eeuw
in theaters en winkeletalages kribben opgesteld. De figuren daaromheen waren
marionetten die door een inwendig mechanisme beweegbar waren.
Ook in Nederland en België werd het gebruik van de kerststal populair. De
oudst bekende kribben zijn die van Roermond (1370), Utrecht (1489), Delft
(1502) en Weert (1520).
Kerstboom
Over de oorsprong van de kerstboom doen vele verhalen de ronde.
Met zekerheid is alleen te zeggen dat de boom tegen het einde van de 16e
eeuw vooral in noordelijke landen in gebruik was en zich van daaruit slechts
langzaam verspreidde.
Van het gebruik ervan wordt het eerst melding gemaakt in 1521. Volgens
overleveringen zou Luther een der eersten zijn geweest die voor de kinderen
een kerstdoom zette. Goethe schijnt in 1765 zeer verbaasd geweest te zijn
bij het zien van een verlichte spar.
Rond 1840 verschijnt de boom in Frankrijk, en later treffen we hem algemeen
aan in West- en Zuid-Europa, met name ook in Italië. Midden 19e
eeuw begint de boom ook bij protestants Nederland in zwang te raken, eerst
in de kerken en zondagsscholen, later ook in de gezinnen. Na de Tweede
Wereldoorlog treffen we hem meer en meer aan in katholieke kringen.
De symboliek van de kerstboom gaat terug op o.a. het paradijsverhaal (de
levensboom): de altijd groene dennenboom (spar!), het symbool van overleven.
Vrede
Vrede op aarde: de boodschap van het engelenkoor. Met het ingaan
van de wintertijd brak de periode aan dat men een paar maanden dicht op
elkaar zou moeten doorbrengen. Dat leidde tot ritueel van goede voornemens,
waarin de moeilijkheden van die gedwongen samenkomst met zo groot mogelijke
welwillendheid moesten worden opgevangen. Als zodanig kan het
zonnewendefeest als een vredesfeest gezien worden, maar dan toch vooral van
een binnenhuiselijke vrede. De huidige gerichtheid op mondiale vrede zat
aanvankelijk niet in de mythologie. Integendeel: de buitenwereld werd als
‘vreemd’ geweerd en kou, ellende, oorlog en ziekten werden als
ongewenste vreemdeling buiten de deur gehouden. Vrede als welbehagen…
Eten, drinken en cadeautjes
Het zonnewendefeest was tevens de rituele herdenking van het
afsluiten van de voorraadvorming: de gaven van de natuur waren
binnengehaald, werden geordend en verdeeld zodat men daarmee de winter kon
doorkomen. En omdat er een grote voorraad was, sprong men voor één keer
goed uit de band: er werd eens extra geprofiteerd van de overvloedige
rijkdommen. Het beste vlees en de lekkerste groenten werden dan ook bewaard
voor deze maaltijd, het hoogtepunt van het feest. Welvarend eten met
winterzonnewende was aanvankelijk heel gewoon en vanuit de menselijke natuur
begrijpelijk. Ontegenzeggelijk liggen hier de wortels van ‘kerstfeest-vreetfeest’.
De gewoonte om met Kerstmis geschenken uit te wisselen is afkomstig uit oude
Romeinse gebruiken rond de jaarwisseling. Begin januari gaf men elkaar
gewijde takken als teken van voorspoed en overvloed (vgl. de mistletoe). In
de loop der tijden verbreidde zich dit gebruik overal: oude mannen als Santa
Claus of Weihnachtsmann belichamen het afgelopen jaar een ze delen
levenskracht en vruchtbaarheid uit in de vorm van cadeautjes.