VITABERNA

 

 


Pastoraal atelier

Levoland 

Relimarkt

Bronnenmagazijn

 

HONGERDOEKEN OPNIEUW ONTDEKT

"En het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor" (Lucas 23, 45). Wanneer op woensdag in de Goede Week tijdens de completen deze woorden uit het Lucas-evangelie werden gezongen, viel – naar wordt beweerd onder luid lawaai om de aardbeving bij de dood van Jezus te symboliseren – het in de vastentijd tussen priesterkoor en kerkschip opgehangen ‘vastengordijn’. Een laatste restant van deze traditie was – op Witte Donderdag – de plechtige onthulling van beelden en voorwerpen in de kerk, welke tijdens de laatste weken van de vasten werden bedekt; een liturgische gewoonte die sinds Vaticanum II in onbruik is geraakt. Het enige overblijfsel dat we momenteel nog kennen is een bescheiden bedekking van het kruisbeeld in de vastentijd. Maar in katechese en liturgie van de vastentijd is rond de jaren ’80-’90 een oud middeleeuws gebruik weer in zwang geraakt: het hongerdoek.


Voor een overzicht van alle thans beschikbare doeken met begeleidend materiaal zie www.dederdekerk.nl of www.vastenaktie.nl

Boeiend en zeer volledig is de reisgids Reis om de wereld in 40 dagen die Niek Waterschoot in 2009 samenstelde. In deze prachtig vormgegeven en nauwkeurig opgezette gids is een uitgebreid overzicht te vinden van alle (relevante) doeken, het ontstaan en gebruik ervan, analyse van de afzonderlijke doeken, veel achtergrondinformatie en meditatieve teksten. Bij de reisgids hoort een DVD met daarop niet alleen de digitale versie van de reisgids, maar ook veel extra audio en visueel materiaal.
Niek Waterschoot is pastoraal werker in de Elisabethparochie te Sluiskil (Baljuwlaan 19, 4541 EE Sluiskil) en heeft zich gedurende een groot aantal jaren verdiept in het fenomeen hongerdoeken. Voor meer info:
n.waterschoot@zeelandnet.nl

Vastengordijn
De traditie van het hongerdoek, die haar oorsprong vond in de vroege Middeleeuwen (1000) en zich uitbreidde over vrijwel het gehele West-Europese continent, verdween mede onder invloed van het Concilie van Trente (1545-1563), waar gepleit werd om het zicht van de gelovigen op het hoogaltaar te bevorderen, nagenoeg geheel.


Het ontstaan van het gebruik moet geplaatst worden in het zoeken naar vormen van ‘veraanschouwelijking’ van de kerkelijke boetediscipline, in een tijd waarin men de excommunicatie van zondaars aan het begin van de vasten niet of nauwelijks meer kende1. Het zgn.’vastengordijn’ moet dan ook in verband worden gebracht met de opvatting van de Middeleeuwse christen, onwaardig te zijn om het altaar te naderen, en met de uitbanning van de mens uit het paradijs, na de zondeval. Bovendien speelde ook de aarzeling van de Middeleeuwse gelovige om de geheiligde ruimte van het priesterkoor te betreden mee; een aarzeling die ook te maken had met het verlangen eerder te zien dan de naderen2.

Vastendoeken
De gotische beeldenrijkdom en de behoefte aan visuele presentatie van ideeën en mysteries bleef ook voor het vastengordijn niet zonder gevolgen. Men ging het – oorspronkelijk eenvoudig linnen doek – versieren met voorstellingen uit het lijdensverhaal3. Soms gebruikte men daarvoor olie- of temperaverf (een mengsel van waterverf, eiwit, gom en lijm4) of werden bepaalde borduur- of ledertechnieken gehanteerd5.

Het vastendoek had derhalve een verhullend én openbarend karakter: kenmerkend voor het mysterieuze in iedere godsdienst6. Dat blijkt ook uit de afbeeldingen op de doeken, die duidelijk verwijzen naar de mysteries die juist door het doek zelf verhuld worden. Dit samenspel van verhulling en ontdekking past volkomen bij het mysterie: "Dit immers is er, je weet het, soms straalt het voor je in alle helderheid en toch blijft het duister, en soms is het of er een gordijn voor hangt."7 Zo groeide het hongerdoek uit tot een praktische vorm van verkondiging en katechese; een functie die het – getuige de gegroeide belangstelling en liturgie – tot op heden heeft weten te behouden.

Eigentijdse hongerdoeken
Mede vanwege het feit dat zich in Westfalen (Duitsland) nog enkele kostbare exemplaren van deze doeken bevonden, vatte de Duitse Vastenactie Misereor in 1976 het plan op om deze oude liturgische traditie weer nieuw leven in te blazen. In dat jaar werd een eigentijds meditatiedoek van de Indiase kunstenaar Jyoti Sahi gepresenteerd. Misereor knoopte op deze wijze aan bij een reeds langer bestaande, maar in de vergetelheid geraakte traditie en gaf deze een actuele betekenis: westerse betrokkenheid bij de noden en problemen van de Derde Wereld.

In de begeleidende werkmap van het Zwitserse hongerdoek van broeder Klaus lezen we: "In het midden van de zeventiger jaren kwam men in kringen van het vormingswerk in verband met de ontwikkelingsproblematiek tot het inzicht, dat kennen alléén van de problematiek voor de zogeheten Derde Wereld nog geen verandering in de richting van een meer broederlijke houding bewerkstelligt. Derde-Wereld-problemen zijn nu juist niet alleen informatie- en tekstproblemen. Waarom zouden ook wij, ‘moderne armen’, niet door symbolen en beelden tot een nieuwe instelling en houding gebracht kunnen worden?"8

In 1976 werd dan ook in opdracht van de Duitse Vastenactie Misereor een eerste eigentijdse meditatief hongerdoek vervaardigd, waarin verbanden werden gelegd tussen leven en lijden van een onderdrukt volk en van Jezus. Om de twee jaar is sindsdien door Misereor een nieuw doek uitgegeven. In 1979 werd dit initiatief gevolgd door Brot für die Welt, de diaconale organisatie van de Duitse Evangelische Kerk, met het Peru-doek van de broodvermenigvuldiging; Brot für die Welt gaf verder in 1982 het Chili-doek uit.

De hongerdoeken van Misereor en Brot für die Welt werden al spoedig bekend in Nederland. Het Missiecentrum van het bisdom ’s-Hertogenbosch verspreidde ze vanaf 1980, in katechetische en parochiële kringen, vergezeld van begeleidend werkmateriaal.

Voor een overzicht van alle thans beschikbare doeken met begeleidend materiaal zie www.dederdekerk.nl of www.vastenaktie.nl

NOTEN

1 In vroeger tijden werden openbare boetelingen op Aswoensdag de kerk uitgezet; op Witte Donderdag werden ze weer toegelaten. Zie Th. van Eupen, De praktijk van de boete in de middeleeuwen, in Tijdschrift voor Theologie 2(1962)4, 351-374 en 3(1963)1, 12-44.

2 In dit verband is wel eens de anecdote verteld dat, wanneer de elevatie (opheffing van de geconsacreerde hostie door de priester) het vastengordijn even opzij geschoven werd om het oogcontact met het allerheiligste te herstellen, een van de kerkgangers luid riep: ‘Altius, padre, altius’ (Hoger, pater, hoger).

3 Vgl. het 15e eeuws hongerdoek van broeder Klaus Von Fluë (aanwezig in de parochiekerk van Sachseln, Zwitserland).

4 Zie H. Tacken, Het hongerdoek, in Handreiking aan vrijwilligers in het pastoraat 6(1985)5, 205-212 en 6(1985)5, 213-220.

5 Aangenomen wordt dat de eerste doeken ontstaan zijn in (nonnen)kloosters en via abdij- en kathedrale kerken hun weg vonden naar parochiekerken.

6 J. Emminghaus, Nach-mittelalterliche westfälische Hungertücher und ihre liturgische Herkunft, Münster, 1949.

7 De hongerdoek uit vroeger tijden, in Bisdomblad Den Bosch 7 maart 1980, 12.

8 Zie H. Tacken, a.a., 206.

Terug naar overzicht artikelen Opstap

Terug naar overzicht artikelen

 Terug naar Relimarkt