KNOCKIN' ON HEAVENS DOOR
God gaat mee met zijn
tijd
Er is
kennen, begrijpen, weten, aanraking, waarneming,
mening, voorstelling en naam
van Hem, en nog al het andere.
En toch laat Hij zich niet kennen,
noch uitspreken, noch noemen,
en is Hij niets van wat is,
en is Hij in niets van wat is te kennen,
en is Hij alles in alles en niets in niets1.
Bijna 42
jaar geleden - in 1954 - viel de brief in de bus, en ik heb 'm al die tijd
goed bewaard. "Lieve Jantje" - zo begon de brief van Tante Zuster -
"heel hartelijk gefeliciteerd met je Eerste H. Communie. Jij hebt je
natuurlijk al heel mooi voorbereid, en je hartje helemaal klaar gemaakt voor
Onze Lieve Heer. De Frater zal jullie wel geleerd hebben hoe je dat moet doen.
Nu heb je ook voor de eerste keer gebiecht. Toen is jouw zieltje helemaal mooi
wit geworden. Laat het maar altijd zo mooi blijven, als het nu vandaag is. Dan
komt Jezus heel graag bij je. Dat moet je vandaag maar aan Jezus vragen, je
kunt nu alles krijgen."
God
levert tegenwoordig maatwerk
Verschuivende godsbeelden
Vele namen en gezichten van God
Veelkleurige verbeelding
Een toekomst voor God?
God
levert tegenwoordig maatwerk
De brief van Tante Zuster zit nu in een van de vroegste plakboeken, op
dezelfde bladzijde als een weekrapport van de H. Hartschool, klas 2b, met
punten voor gedrag (G), ijver (IJ) en katechismus (K), iedere week geparafeerd
met de handtekening van mijn vader. "Voor Katechismus is 10 natuurlijk
normaal", werd ten overvloede onder "Waardering der cijfers"
nog eens vermeld. Uitgezonderd de eerste week - ziek! - prijkten er minimaal
blauwe en veel rode, maar merendeels zelfs gouden tienen onder de K. Het
jaarlijkse misdienaarsreisje naar de Efteling dat door de Fraters werd
georganiseerd, bekroonde al deze wekelijkse inspanningen.
December 1995, de week voor kerst. Opnieuw trekken de billboards van
modeconcern HIJ de aandacht. De 'kerstengel' van 1994 ('s avonds in
gevleugelde uitvoering te zien) toont dit jaar niet alleen de kerstcollectie,
maar brengt ook een duidelijke boodschap: "Twijfel niet", "Hij
is er" en "Hij roept u tot zich". Twee collega-engelen in
glas-in-lood zetten als backing vocals op de achtergrond de kerstboodschap van
HIJ kracht bij. Het regent klachten bij de Reclamecode-Commissie: in drie
dagen tijd ruim 1500 boze en verontwaardigde reacties. Nog vóór kerst wordt
de reclamecampagne door de commissie 'nodeloos kwetsend' genoemd en HIJ biedt
publiekelijk excuus aan.
Een
wereld van verschil: 1954 en 1995. Het christelijke godsbeeld heeft in veertig
jaar tijd een geweldige ontwikkeling doorgemaakt. Het lijkt erop alsof Gods
kansen in de reclame momenteel hogere ogen gooien dan in de kerk en dat zijn
engelen de kunst om de markt op te gaan beter verstaan dan ooit. In het
programmaboekje over een studiedag rond kunst en religie stond onlangs te
lezen dat zelfs God geen taboe meer is en hard op weg een culturele comeback
te maken. 'Knockin' on heavens door' als de nieuwste trend in
kunstenaarsland. Rob Scholte exposeert zijn opgeblazen auto, voorzien van een
gedicht van Franciscus. Van 'Gebed in schoonheid' in het Rijksmuseum tot
Gregoriaans op house-party's - God is 'in' als nooit tevoren2".
Globalisering van de hemelse economie? Het enige waaraan we in ieder geval
niet hoeven twijfelen, is dat God tegenwoordig alom maatwerk levert.
Verschuivende
godsbeelden
Volgens cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau geloofde in 1991
nog iets meer dan de helft van de Nederlandse bevolking in God. In datzelfde
jaar beschouwde 52 procent zich gelovig, terwijl 16 procent een uitgesproken
atheïstisch standpunt had (vgl. rapport Secularisatie in Nederland
1966-1991). Langdurig godsdienstpsychologisch en empirisch onderzoek onder
jongeren heeft aangetoond, dat onder hen het geloof aan een persoonlijke God
sterk is gedaald: ze hebben in toenemende mate onpersoonlijke
godsvoorstellingen of het godsbeeld zegt hen überhaupt niet veel meer. Het
spreken over God op de traditionele manier is voor hen een gepasseerd station3.
Een analyse van het huidige godsdienstige klimaat, dat uitgangspunt vormde
voor de najaarszitting 1995 van het Landelijk Pastoraal Overleg (LPO), wees
uit dat het geloof in God voor veel mensen problematisch is geworden en dat
van een levend geloof in een persoonlijke God nauwelijks sprake meer is4.
Ook bij jongere kinderen is de manier van denken over God - zo blijkt uit
onderzoek - aan veranderingen onderhevig (zie de artikelen van Ina ter Avest
en Theo Kersten, elders in dit nummer).
Op zich geen nieuwe en opzienbarende
constateringen; wel kan men zich afvragen, wat zoal onder God en godsbeelden
verstaan wordt. Want het spreken over godsbeelden5 lijkt
vanzelfsprekend, maar is dat ook zo?
Vele
namen en gezichten van God
Aanhangers van godsdiensten hebben zich al eeuwenlang beelden gevormd
van hun God. Mensen hebben zich altijd al goden geschapen en wanneer bepaalde
religieuze ideeën niet meer werkten, verdwenen ze meestal zonder veel ophef
van het toneel en werden ze door andere vervangen. Onze voorstellingen van God
zijn cultuur- en tijdgebonden en zijn derhalve voortdurend in beweging6.
Het verbod om beelden van God te maken wordt in het Oude Testament - waarin
zich vooral een God van nomaden en trekkers manifesteert - meerdere malen
herhaald7. Een glimp van Hem, JHWH, opvangen staat in bijbelse
verhalen gelijk met de dood. De oude katechismus (die van 1948) gaf als
antwoord op vraag 8 "dat we God niet kunnen zien, want Hij is de oneindig
volmaakte Geest". Maar toch, stelt de Katechismus van de Katholieke
Kerk (1995) met een beroep op Exodus 25, 10-22, heeft God toestemming
gegeven om "afbeeldingen te maken, die op symbolische wijze de kennis van
het mensgeworden Woord zouden voorbereiden: de bronzen slang bijvoorbeeld, de
ark van het verbond en de cherubijnen8".
Theologen en filosofen uit alle tijden hebben tot op de dag van vandaag
voortdurend vorm gegeven aan beelden van God: God als stoplap (Bonhoeffer),
als 'le Grand Horlogier', de Grote Mechanicus, Big Brother enzovoort. Rahner
zag God als het hoogste mysterie, Urs van Balthasar zocht Hem meer in de kunst
dan in de logica en abstracties, de joodse theoloog Buber beschouwde religie
als een persoonlijke ontmoeting met God, terwijl theologen als Tillich en
Robinson juist van oordeel waren dat de persoonlijke God van het traditionele
Westen zijn langste tijd had gehad. Een overtuiging, die door vele filosofen
uit de tweede helft van de twintigste eeuw (Heidegger, Bloch, Horkheimer) werd
gedeeld. Revolutionaire theologen als Vahanian, Altizer en Hamilton
verklaarden God zelfs dood of stelden dat Hij niet langer hier op aarde
werkzaam was (Van Buren) of alleen nog maar in fragmenten te vinden (Pohier).
Hedendaagse theologen zoeken naar nieuwe wegen binnen een oude traditie
(Beumer), beschouwen God als een goede, meelijdende en begrijpende kameraad
(Whitehead) of schetsen de contouren van een nieuw religieus paradigma
(Stufkens).
Traditionele
beelden van God hebben dus plaats gemaakt voor de nieuwe vraag naar God. De
copernicaanse omwenteling zette de ontwikkeling van een geocentrisch naar een
heliocentrisch wereld- en godsbeeld in. Door de opkomst van de
quantummechanica en de relativiteitstheorie (Einstein, Hawking, Bohr, Pauli
e.a.) ontwikkelt het trinitarisch godsbeeld (Vader, Zoon en Heilige Geest)
zich naar een vierdimensionaal godsbeeld: een kosmische religie, waarin aan
God een hogere meetkundige structuur toegekend9. Wetenschap en
techniek hebben aangetoond, dat 'de dingen' eigen wetmatigheden bezitten en
dat de natuur een voortdurende cyclus is van oorzaak en gevolg, maar dat
diezelfde dingen ook 'hun geheim' hebben (v.d. Beukel).
Veelkleurige
verbeelding10
In de christelijke traditie zijn het vooral bijbelse metaforen uit het
Oude Testament, die aan God beelden en namen hebben toegekend. Beelden en
namen die enerzijds persoonlijke nabijheid of een vertrouwelijke relatie
(zoals Schepper, Bevrijder, Vader) uitdrukken, anderzijds distantie en
strengheid (zoals Koning, Rechter, Almachtige, Voorzienigheid) laten zien.
In boeddhistische zin is er geen sprake van een god als oorsprong van alle
dingen in wie men kan geloven en op wie men mag vertrouwen, maar eerder een
'god' die men kan realiseren wanneer de eenheid in het bestaan wordt
gerealiseerd.
De God van het joodse volk is een monotheïstische God, met wie sinds de
Uittocht uit Egypte een bijzondere relatie werd opgebouwd. Hun God is een
verborgen God, die niet kan worden beschreven of uitgebeeld11. Hij
trekt met het volk de woestijn door in een wolkkolom of vuurzuil (Ex. 13, 21),
daalt neer in een wolk (Ex. 24, 16; 34, 5) of verschijnt in een brandende
doornstruik (Ex. 3). Zijn Naam kan wel omschreven, maar niet uitgesproken
worden: Adonai (Heer), JHWH (Ik ben die is).
In het hindoeïsme heeft God vele namen en achter alle namen schuilt het
hoogste, diepste en omvattende. Elke voorstelling schiet tekort, God is boven
alle denken verheven. Toch bestaan er talloze concrete voorstellingen van
Bramhâ (scheppende kracht in de natuur), Vishnu (bloei en voedende kracht in
de wereld), Shiva (regenererende kracht in de evolutie-cyclus) en de virâtha
rupa (het allesomvattende beeld). Op deze manier wordt het goddelijke
gerepresenteerd en gevisualiseerd in vele godenbeelden, omdat het
goddelijke zo veelzijdig en onuitputtelijk én tegelijkertijd één is12.
Ook de islam legt grote nadruk op de belijdenis van God als Schepper en Gods
eenheid (ondanks de vele namen die Hij kan krijgen), waarvan de klassieke
uitdrukking te vinden is in soera 112: "Zeg: Hij Allaah is één, God, de
eeuwige. Hij baart niet noch is Hij verwekt,- En niet één is aan Hem
gelijkwaardig". Ondanks het formele 'beeldenverbod' in de islam, brengen
kalligrafische, geometrische en florale decoratiemotieven in de islamitische
kunst en cultuur het numineuze en de goddelijke inspiratie van mensen op
onnavolgbare wijze in beeld13.
Ook feministische theologen zijn op zoek gegaan naar nieuwe godsbeelden. Ze
proberen God niet bóven de wereld, maar ín de wereld te vinden. In de
feministische theologie is er van meet af aan veel aandacht geweest voor de
godsproblematiek. Aanvankelijk richtte de kritiek van feministische theologen
zich met name op het exclusieve, dominant mannelijke taal- en beeldgebruik:
God als Vader, Schepper, Redder en Koning bijvoorbeeld. Later zijn zij zich
vooral bezig gaan houden met de fundamentele veronderstellingen die hieraan
ten grondslag liggen. In de feministische literatuur kregen de vragen naar het
wezen en de aard van God voorrang boven de vragen naar de sexe van God.
Feministische analyses zoeken momenteel vooral naar nieuwe taalvormen om
uitdrukking te geven aan het numineuze, het heilige, aan beelden van God14.
Hoe
verschillend godsbeelden in de grote wereldreligies mogen zijn, er zijn ook
vele gemeenschappelijke elementen in te herkennen. De wijze waarop in al deze
godsdienstige tradities het heilige, het numineuze in beeld wordt gebracht,
laat iets zien van deze gemeenschappelijke wortels en ervaringen, ondanks de
cultuurverschillen die er tussen deze religies bestaan15.
Een
toekomst voor God?
Karen Armstrong besluit haar indrukwekkende boek met een hoofdstuk, dat
als titel heeft: Heeft God toekomst? Ondanks het leeglopen van de
kerken, het door Sartre zo genoemde 'God-vormige gat', de door radicale
theologen als Altizer, Van Buren en Hamilton 'dood' verklaarde God en alle
twijfels omtrent het bestaan van God die wetenschappers in het verleden hebben
geuit, meent Armstrong dat mensen van alle tijden en culturen in hun zoektocht
naar de zin en bedoeling van het leven altijd in een bepaalde richting denken:
"Ze worden er niet toe gedwongen, het schijnt de mens ingeschapen te
zijn." Armstrong ziet hier een toekomst weggelegd voor de God van de
mystici, omdat juist zij op expressieve wijze altijd hebben betoogd dat God
geen objectieve feitelijkheid is die met wetenschappelijke argumentaties kan
worden 'bewezen', maar dat Hij (of Zij) "een subjectieve ervaring is die
op mysterieuze wijze in het diepst van ons eigen zijn wordt ervaren. Deze God
(...) kan worden beschouwd als een vorm van kunst, verwant aan de andere
prachtige kunstsymbolen die de onzegbare geheimenis, schoonheid en waarde van
het leven tot uitdrukking brengen." Zo'n mystiek godsbeeld vereist - net
als elke kunstvorm - de nodige intelligentie, discipline en zelfkritiek om
mensen te beschermen tegen overmatige emotionaliteit en projectie. Een
godsbenadering, die zich echter niet zo gemakkelijk eigen laat maken in onze
gehaaste samenleving met zijn oppervlakkige communicatie. God is niet als
voorverpakt instant-artikel verkrijgbaar, maar ten diepste een symbool van een
werkelijkheid, die ons op onzegbare wijze overstijgt16. Ruim dertig
jaar geleden al door de dichter J.W. Schulte Nordholt zó verwoord:
THOMAS
Als God
bestond dan viel hij met ons samen
hier op de aarde waar wij mensen zijn,
was hij het brood van ons, was hij de wijn,
was hij de stem waarvoor we ons zouden
schamen.
Was hij de groene ziel bij ons van binnen,
de vleugel die ons hart had aangeraakt,
het licht waarin ons leven was ontwaakt,
en onze pijn en wildernis van zinnen.
Hij is een glans die langs de sterren gaat,
een adem in het ontoegankelijk licht.
Hij is zo heilig dat hij niet bestaat.
Als ik
hem niet aanraak met deze hand,
hem kus met deze mond, met dit gezicht
hem in mij opneem, en hij mij verbrandt.
J.W. Schulte Nordholt, uit: Een lichaam
van aarde en licht, Den Haag, 1961
NOTEN
1
Pseudo-Dionysius de Areopagiet, De Divinis Nominibus ('Over Goddelijke
Namen'), VII:3, geciteerd in Karen Armstrong, Een geschiedenis van God;
Vierduizend jaar jodendom, christendom en islam, Anthos, Baarn, 1995, p.
150.
2
Programmaboekje, behorend bij de manifestatie Over nix of inspiratie
(over kunst en religie), op 16 mei 1995 georganiseerd door de Oecumenische
Studentengemeente van Utrecht en de Thomas More Academie; geciteerd door B. de
Reuver in zijn artikel De ideologie voorbij; Religieuze vorming op de
drempel van de 21e eeuw, in Franciscaans Leven 78(1995)6, 243-244.
3 Vgl.
D. Hutsebaut, Een zekere onzekerheid; Jongeren en geloof, Acco,
Leuven/Amersfoort, 1995, m.n. hfd. 2. Zie ook J.A. v.d. Ven/B. Biermans, Religie
in fragmenten; Een onderzoek onder studenten, Kok, Kampen/Weinheim, 1994
(bespreking hiervan door Gerard Dekker in Trouw, 30 juli 1994).
4
Adrianus kardinaal Simonis, Over God gesproken... in Op Tocht
6(1995)9, p. 10.
5
Spreken en schrijven over gods-'beelden' lijkt haast een contradictio in
terminis. Theologisch en levensbeschouwelijk spreken vindt nog altijd
grotendeels plaats binnen een woordcultuur. De zich explosief ontwikkelende
beeldcultuur bewijst, dat kijken en zien ons heel nieuwe perspectieven kunnen
aanbieden met betrekking tot godsbeelden en levensbeschouwing en zingeving.
Vgl. hiervoor de Dekaloog-films van Kieslowski, Terminator, Blade
Runner enz. In Nederland en Vlaanderen zijn de laatste tijd publicaties
verschenen van theologen en media- deskundigen (o.a. De Bleeckere, v.d. Berk,
Verbeek, de Hahn, Hoekstra) op dit terrein. De Thomas More Academie is de
afgelopen jaren bijzonder actief in het organiseren van cursussen rond film en
levensbeschouwing. Uitgeverij Kok is onlangs een nieuwe reeks boekjes gestart
onder de titel Zin in film. In ieder deel wordt een film besproken, die
een hoog artistiek niveau heeft en een uitgesproken levensbeschouwelijke
diepgang heeft. De Stichting Echelon in Amsterdam heeft een aantal
onderwijsprojecten rond film en levensbeschouwing ontwikkeld, zoals Mijn
vader woont in Rio.
6 Zie
Karen Armstrong, Een geschiedenis van God, passim. In dit imponerende
boek wordt de geschiedenis beschreven van de manier waarop mannen en vrouwen
vanaf Abraham tot aan onze tijd tegen God hebben aangekeken. Vgl. ook C.
Labuschagne, Zin en onzin over God; Een kritische beschouwing van gangbare
godsvoorstellingen, Boekencentrum, Zoetermeer, 1994.
7 Ex.
20,4; Ex. 34,17; Deut. 27,15.
8 Katechismus
van de Katholieke Kerk, nr. 2129.
9 Zie
o.a. Berichten en Belangen 179 en Voorwerk december 1993, waarin
verslag wordt gedaan van de VGL-studiedag over De dingen hebben hun geheim.
10 Voor
de 'verbeelding van het heilige' zie Verbum 1995/6-7. In dit nummer
komen auteurs uit christendom, hindoeïsme, jodendom en islam aan het woord
over hoe in deze godsdienstige tradities vorm wordt gegeven aan 'het
numineuze'.
11 Zie
C. Sinnema, Van buiten naar binnen, in De wereld van het jonge kind,
december 1995, p. 150-154.
12 Zie
H. Rambaran, Kunst en levensbeschouwing in het hindoeïsme, in Verbum
62(1995)6-7, 130-138.
13 Zie M. Willemsen en Ch. Huygens, Kalligrafie en koranschool, in Verbum
62(1995)6-7, 145-150. In dit artikel wordt o.a. gebruik gemaakt van de
expositie Dromen van het paradijs, die nog tot 6 januari 1997 te zien
is in het Museum voor Volkenkunde in Rotterdam.
14
Maaike de Haardt, Dichter bij de dood (dissertatie TFT 1993, p. 206.
15 Zie H. Vroom, Geen andere goden, Kok, Kampen, 1993.
16 Vgl.
Armstrong, o.c., p. 438-439.
LITERATUUR
K.
Armstrong, Een geschiedenis van God; Vierduizend jaar jodendom, christendom
en islam, Anthos, Baarn, 1995.
H. Arts, Waarom geloven in God? Davidsfonds, Leuven, 1996.
K. Blei,
Veertig jaar denken over God, Kok, Kampen, 1993.
J.
Demeij, Op zoek naar God; Een historische projectie, Damon, Best, 1994.
H. v.
Gerven, God is altijd voortvluchtig, Ten Have, Baarn, 1992.
M.
Heyndrikx, "...En Gij geeft ons een andere toekomst"; Over het
christelijk geloof en zijn gestalte tussen gisteren en morgen, Peeters,
Leuven, 1991.
A.
Imbens-Fransen, God in de beleving van vrouwen, Kok, Kampen, 1995.
J.
Jäger-Sommer, God opnieuw gedacht; Verantwoordelijkheid voor de schepping
in feministisch perspectief, Ten Have, Baarn, 1995.
C.
Labuschagne, Zin en onzin over God; Een kritische beschouwing van gangbare
godsvoorstellingen, Boekencentrum, Zoetermeer, 1994.
N. ter
Linden, In de buik van God, Kok, Kampen, 1995.
B.
Rootmensen (eindred), Van God los; Over oude en nieuwe godsbeelden,
Meinema, Zoetermeer, 1995.
D.
Sölle, Er moet toch meer zijn: nadenken over God, Ten Have, Baarn,
1993.
S. de
Vries, Door de sluier heen; Hoe God zich laat kennen, Meinema,
Zoetermeer, 1996.
H.
Vroom, Geen andere goden, Kok, Kampen, 1993.
R.
Walter, God heeft wel honderd namen, Ten Have, Baarn, 1986.
Beelden
van God; Oriëntaties op het denken en spreken over God in onze tijd,
Meinema, Delft, 1988 (Ter Sprake-reeks 47).
God:
bekende onbekende, themanummer Geest
en leven 70(1993)4.
God
zoeken in een impasse, themanummer Speling
september 1995.
Godsbeelden
in het Oude Testament, themanummer Schrift
162 (december 1995).
Wat zeg
ik als ik God zeg, themanummer M3
1995/4
(Dit
artikel verscheen eerder in SCHOOL EN GODSDIENST 1996-4)