PASEN - HEMELVAART -
PINKSTEREN
Living alone together
"Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen", hoor je ouders
wel eens zeggen wanneer een van hun tieners voor de zoveelste maal begint te
zeuren over de videorecorder of de compact-disc-speler, die nu eindelijk
maar eens moet worden aangeschaft. Waarmee de niets vermoedende ouders
willen aangeven, dat deze aankoop voorlopig nog even wordt uitgesteld, en
dat ze belangrijker dingen aan hun hoofd hebben. Bijbelvaste tieners (!?)
zouden hun pa of ma onmiddellijk met een tekst uit Johannes 20 om de oren
kunnen slaan, want "in de avond van die eerste dag van de week ... kwam
Jezus binnen, ging in hun midden staan en blies over hen en zei: 'Ontvangt
de heilige Geest'". Pasen en Pinksteren op één dag: als het aan
Johannes lag, stond de videorecorder nog vóór het weekend in de huiskamer!
Pinksteren
Oorspronkelijk was Pinksteren -
evenals het Loofhuttenfeest - een landbouw- of oogstfeest. Op die dag vierde
het joodse volk het binnenhalen van de eerste vruchten van het veld: de
eerstelingen van de tarwe. Men wilde God danken voor de opbrengst van de
aarde en de vruchten heiligen.
Het feest werd zeven weken na Pasen gevierd. Vandaar ook de andere benaming
voor dit feest: "sjawoeoth", het "Wekenfeest" ofwel
"Dag van de eerste vruchten van het veld". In het Grieks werd het
"Pentecoste" (vijftig dagen na Pasen) genoemd. Via verdere
verbastering komen we dan tenslotte terecht bij ons woord Pinksteren.
In de loop der tijden heeft het pinksterfeest in de joodse traditie
verschillende veranderingen ondergaan. Toen de joden na de uittocht uit
Egypte het beloofde land Kanaän bereikten en zich daar vestigden, werden ze
waarschijnlijk geconfronteerd met dit oogstfeest dat in de plaatselijke
heiligdommen gevierd werd. De tempelbouw in Jeruzalem als centrale
cultusplaats was er de oorzaak van dat het karakter van dit feest langzaam
veranderde van oogstfeest naar pelgrimsfeest. Een feest in Jeruzalem ter
gedachtenis aan de tocht van het volk door de woestijn en het ontvangen van
de Tien Woorden op de berg Sinaï, de basis van het verbond tussen Jahweh en
zijn volk. De twee (gedesemde) tarwebroden die voor het offer in de tempel
werden meegebracht stonden niet alleen meer symbolisch voor de eerstelingen
van de oogst, maar ook voor het ontvangen van de levensregels op de Sinaï.
Een andere naam die dan ook aan het feest gegeven werd was "zeman
mattan torateinoe" (het feest van het geven van onze thora).
Ontwikkeling in het
jodendom
In het rabbijnse jodendom wordt aan Pinksteren de naam "azareth"
gegeven: een woord dat zoiets betekent als "beëindiging van de
feestelijkheden". Feestelijkheden, die plaatsvonden tussen Pasen en
Pinksteren, de zogenaamde "omer-tijd". "Omer" betekent
"garve": het gewicht, de geldwaarde van een hoeveelheid graan.
Pasen en Pinksteren zijn als het ware het begin en einde van deze tijd. In
de joodse traditie is het gebruik, tijdens deze periode iedere avond een van
de negenenveertig kralen van een telraam te verschuiven en Psalm 67 (die in
het Hebreeuws precies negenenveertig woorden telt) te bidden.
Met Pinksteren wordt in de synagoge het boek Ruth gelezen: een verhaal dat
zich afspeelt tijdens de oogstperiode. Het is de enige dag in het jaar, dat
er in de synagoge bloemen worden gezet: "want in die dagen was de
Sinaï nog groen". Behalve het eten van zuivelproducten en vruchten met
Pinksteren - want "de thora is te vergelijken met honing en melk"
- wordt er volgens de joodse traditie ook een driehoekige koek gegeten: de
thora bevat immers drie delen (Mozes, Profeten en Geschriften), is gegeven
aan de drie delen van het volk (Levieten, Priesters en Israëlieten), in de
derde maand aan het derde kind van Amram en Jokebed (na Aäron en Mirjam).
Hemelvaart
Pelgrims die in Jeruzalem waren om de vijftigste dag na Pasen -
Pinksteren dus - mee te vieren, maakten er meer en meer een gebruik van om
op de veertigste dag na Pasen naar de Olijfberg te gaan om de Hemelvaart van
Jezus te gedenken. Waarschijnlijk lag aan dit gebruik een vrome volksdevotie
ten grondslag: men wilde de dag herdenken, dat Jezus afscheid nam van zijn
leerlingen.
Langzaam maar zeker ontwikkelt Hemelvaartsdag zich tot een apart feest, dat
helemaal los komt te staan van het Pinksterfeest. In de middeleeuwen was de
all-round-visie van de kerkvaders op de eenheid tussen Pasen, Hemelvaart en
Pinksteren zó verengd, dat er feitelijk alleen nog sprake was van een
opeenvolgende reeks feesten. Van een inhoudelijke samenhang was nauwelijks
of geen sprake meer.
Van de evangelisten vermelden alleen Lucas en Marcus de gebeurtenis van
Hemelvaart. De passages die hierover gaan zijn echter heel omstreden, en
wijzen er vrijwel zeker op, dat er aanvankelijk geen onderscheid werd
gemaakt tussen Pasen, Hemelvaart en Pinksteren; net zoals bij Johannes, waar
Pasen en Pinksteren op één dag vielen.
Ontwikkeling in het
christendom
Voor de christenen heeft het pinksterfeest een andere, nieuwe inhoud
gekregen. Het ontwikkelde zich tot het feest van de zending en de gave van
de geest door Jezus van Nazaret en daarmee van de voltooiing van de
verlossing. Pinksteren werd daardoor tevens het feest van de voor het eerst
naar buiten tredende kerk.
Pas rond de tweede eeuw wordt het christelijke pinksterfeest een apart
feest, dat de vijftigdaagse paastijd afsluit en waarvan de datering
ongetwijfeld is ingegeven door de gebeurtenissen zoals deze in de
Handelingen van de Apostelen staan beschreven. Uitgaande van de
eenheidsbeleving tussen Pasen-Hemelvaart-Pinksteren, moet Jezus'
gevangenname, veroordeling en dood voor de leerlingen een fundamentele
negatieve beleving zijn geweest. Immers: om Hem te volgen hadden ze alles
opgegeven. Drie jaar lang trokken ze met Jezus mee. Ondanks allerlei
weerstanden en tegenwerking waren ze er vast van overtuigd, dat ze op de
goede weg waren, dat het werkte. En dan, in amper drie dagen tijd, zijn ze
hun voorbeeld en leider in één klap kwijt. Totaal ontredderd blijven ze
achter en willen zo snel mogelijk hun oude beroep weer gaan oppakken.
In termen van tegenwoordige tijd zouden we zeggen: de leerlingen maakten een
rouwproces door. Via ongeloof en afwijzing moesten ze komen tot acceptatie
van het definitieve verlies. Tegelijkertijd moesten ze geloof vinden in het
feit dat het geleden verlies geen definitieve punt hoefde te betekenen
achter datgene dat ze samen begonnen waren. En tenslotte moesten ze het
vertrouwen herwinnen om zelf op de samen ingeslagen weg door te gaan. Pas
daarna konden ze echt Pasen én Hemelvaart én Pinksteren vieren, welke
eigenlijk op een en dezelfde dag vallen.
Ook al wordt het christelijke pinksterfeest in sommige gevallen
geïnterpreteerd als een hernieuwde, definitieve verbondssluiting tussen God
en ons, mensen: van een echte innerlijke samenhang tussen het joodse en
christelijke pinksterfeest is eigenlijk geen sprake.
Symboliek
Geest
Met Pinksteren vieren en gedenken we dat de eerste leerlingen en
volgelingen van Jezus Gods geest ontvingen. We noemen deze geest meestal
"Heilige Geest". Heilig betekent heel, heelmakend. Dit
"heilig" staat vaak in tegenstelling tot een geest die bij mensen
nogal eens onenigheid en kwaad teweegbrengt, dus niet heelmakend is, geen
heil brengt. Een voorbeeld van zo'n kwaadaardige geest is te vinden in het
verhaal over de torenbouw van Babel. Dit verhaal wordt dan ook vaak als een
contrastverhaal gebruikt tegenover het pinksterverhaal uit Handelingen.
"Van spraakverwarring tot talenwonder" zou dan de titel boven de
twee verhalen kunnen zijn.
Adem
De grootste levenskracht is onze adem. Adem houdt ons in leven.
Als je een tekort aan adem hebt, in ademnood komt, word je krachteloos. Je
kunt niets meer doen. Als alle leven verdwijnt, spreken we van "de
laatste adem uitblazen". En mond-op-mond-beademing passen we toe als
bij iemand het leven langzaam maar zeker dreigt weg te glijden. Zoals lucht
die we in- en uitademen, zo is Gods geest in ons en tussen ons.
In de bijbel wordt vaak gesproken over adem,
levensadem, levenskracht, levensgeest. En dan gaat het telkens over Gods
geest. De profeet Ezechiël heeft daar een schitterend bemoedigend verhaal
over. Hij voelt het als een opdracht om het volk Israël dat als dorre
beenderen her en der levenloos en doods verspreid ligt, nieuw leven in te
blazen. De geest moet weer over hen komen. De hoop was vervlogen, het leven
was weg, maar Gods geest zal als een levenskracht weer hoop en toekomst
geven. "Zo spreekt de Heer: Ik ga mijn geest over u brengen en gij zult
leven" (Ez. 37, 1-12).
Wind
Het beeld van wind en storm wordt ook gebruikt in het
pinksterverhaal zelf. "Plotseling kwam er uit de hemel een gedruis
alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was
er vol van".
De wind is ongrijpbaar, maar hij is er wel. Je kunt hem voelen. Hij gaat als
het ware dwars door je heen. Hij verfrist en brengt in beweging.
Duif
De Heilige Geest wordt vaak ook voorgesteld als een duif. De duif
is het teken van vrede, teken van een nieuwe boodschap. En daarbij kun je
ook denken aan het verhaal van de zondvloed en de ark van Noach. Volgens dat
verhaal stond de aarde helemaal onder water; een onleefbare, onheilspellende
en hopeloze situatie. Maar als het water dan gaat zakken, stuurt Noach er
een duif op uit die fladderend na enige tijd weer terug komt met een takje
groen in zijn snavel. Teken van hoop, vrede, toekomst. De aarde lijkt weer
bewoonbaar te worden. Een duif daalt neer, boodschapper van nieuw leven,
nieuwe zin.
Bij de doop van Jezus door Johannes in de Jordaan getuigde Johannes:
"Ik heb de geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en hij bleef
op Hem rusten".
Vuur
Tenslotte is er het beeld van vuur. Vuur als warmte. Vuur dat figuurlijk in
je kan branden en jezelf vol vuur maakt. Het zet je "in vuur en
vlam".
Mozes ontmoet God in het vuur van een doornenstruik. God gaat de Hebreeën
op hun levensweg door de woestijn voor als een vuurzuil. En ook in het
verhaal uit Handelingen komt het beeld van vuur voor: "Er verscheen hen
iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen
neerzette".
* * * * * * *
Het is niet zo gemakkelijk je een concrete
voorstelling te maken van de Heilige Geest en daar wat meer over te zeggen.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de bijbelse traditie voornamelijk in
beelden over Gods geest spreekt. Spreken
over Gods geest, de Heilige Geest, is daarom ook niet zozeer een kwestie van
klare, heldere en begrijpelijke taal, maar veeleer een manier van spreken
waarbij je je derde oog en je derde oor moet inschakelen. Iets
ervan wordt misschien duidelijk in een versje van Toon Hermans:
Er klinkt in mij een levenslied.
Ik kan het duidelijk horen.
Maar als ik het in woorden giet,
heeft het zijn kracht verloren.
LITERATUUR
Jezus van Nazaret,
katecheseproject van het Katechetisch Centrum Nijmegen.
Floor Maeijer, Pinksteren, in Handreiking
voor Vrijwilligers in het Pastoraat, jaargang 9, 2.335 - 340.
J. Klappe, Pinksteren, in Inzet
1988-2.
Liturgisch Woordenboek.
U. Früchte, Mit der Bibel Symbole
entdecken, Göttingen, 1991.
M. Lurker, Woordenboek van bijbelse
beelden en symbolen, Boxtel, 1975.
(Dit artikel verscheen eerder in SCHOOL EN
GODSDIENST 1992-1; met dank aan + Fritz Brattinga en Peter Franken)