SPRAAKVERWARRING ALS GODSGESCHENK
Toen Jahwe neerdaalde om de stad en de toren die de mensen bouwden in ogenschouw te nemen,
zei Hij: "Nu zijn ze één volk en spreken zij allen dezelfde taal. Wat zij nu doen is nog maar een
begin; later zal geen enkel van hun plannen meer te stuiten zijn. Laten Wij neerdalen en
verwarring brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt." En Jahwe
dreef hen vandaar naar alle kanten de hele aardbodem over, en er kwam een einde aan de bouw van
de stad.
(Genesis 11, 5-8)
Door de eeuwen heen hebben bijbelse verhalen en gebeurtenissen vele kunstenaars
over de hele wereld inspiratie geboden voor hun artistieke expressie. Onder hen ook de
Nederlandse kunstenaar Johan Herman Isings; geboren in Amsterdam (1884) en in 1977
op 93-jarige leeftijd overleden. Isings verwierf zich in het Nederlandse onderwijs grote
faam door zijn tientallen wandplaten met historische taferelen. Tijdens de oorlogsjaren
1940-1945 en direct daarna vervaardigde Isings voor zijn uitgever J.B. Wolters in
Groningen een serie van 60 schitterende bijbelplaten: 54 aquarellen in goud-bruin sepia
en 6 in kleur. Verkleind en in zwart-wit kregen deze aquarellen een illustratieve plaats
in De Bijbel behandeld voor jonge mensen (1949-1952) van Wolf Meesters. Kort na het
overlijden van Isings bracht uitgeverij De Vuurbaak in Groningen een prachtig album
uit, waarin de gehele serie bijbelplaten in de oorspronkelijke kleur en bijna alle op ware
grootte zijn afgedrukt. Op één van de aquarellen bracht Isings de legendarische
torenbouw van Babel en de spraakverwarring in beeld.

J.H. Isings, Torenbouw en spraakverwarring. Uit: Isings, Zestig bijbelplaten (in de
oorspronkelijke kleuren en met toelichtingen van De Groot en Vriezen, ingeleid door
Wolf Meesters). De Vuurbaak, Groningen, 1977.
Dreigende en donkere onweerswolken hebben zich samengepakt boven de immense
bouwwerken die de lucht inpriemen. Er is zwaar weer op komst. De eerste
bliksemschicht heeft zijn weg naar het gebouwencomplex reeds gevonden.
Op het bouwterrein heerst grote chaos. Over de rand van de mengkuipen druipt nog
wat asfalt, maar verder zijn ze leeg. Een zwaarbeladen materiaalwagen met twee
dromerige ossen ervoor staat klaar om gelost te worden, maar wordt door niemand
meer opgemerkt. Her en der liggen wat stenen verspreid op de grond, de bouwkranen
zijn onbemand en verlaten.
Een lange rij werklui daalt hals over kop de trappen af. Arbeiders lopen elkaar in de
weg, zijn druk bezig hun biezen te pakken en nemen mee wat ze denken nog te kunnen
gebruiken: ladders, planken, speciebakken, gereedschap. Een van hen zadelt alvast zijn
kameel.
De verwarring is op de gezichten van de werkmannen af te lezen. Enkele leidende
figuren proberen luid schreeuwend en gebarend met hun stok mensen die elkaars taal
spreken om zich heen te verzamelen in een poging de orde te herstellen. Tevergeefs,
want de arbeiders houden het voor gezien en blazen massaal de aftocht. Samenwerking
is kennelijk niet meer mogelijk, de onderlinge communicatie is totaal geblokkeerd. Het
werk is stilgevallen, het bouwproject met onmiddellijke ingang gestopt.
In de meest gebruikelijke en traditionele interpretaties van het levendige en
fantasierijke verhaal over de spraakverwarring tijdens de torenbouw van Babel ("poort
der goden") is vrijwel altijd het accent gelegd op het bestraffen van de menselijke
arrogantie: God neemt revanche en stuurt de onderlinge samenwerking in de war om
een einde te maken aan de overmoedige plannen van de torenbouwers.
Spraakverwarring als een soort vergeldingsmaatregel. Taal is immers ? zoals Lea
Dasberg in haar publicatie Menswording tussen Mode, Management en Moraal (Amersfoort,
1996) benadrukt ? een van de belangrijkste essenties van het mens-zijn, en
onontbeerlijk voor het voortleven en doorgeven van tradities.
Een verrassend andere interpretatie van dit verhaal geeft Ellen van Wolde in haar boek
Verhalen over het begin (Baarn, 1995, p. 169 vv). Om te voorkomen dat mensen gaan
klitten en op een kluitje blijven zitten, verspreidt God hen over de aarde en laat hen
verschillende talen spreken. Alleen zó kan de aarde bewerkt, gevuld en beheerd
worden. Van Wolde ziet de verscheidenheid aan talen derhalve als een voorwaarde
voor de verspreiding van mensen op aarde. Ook Nico ter Linden kijkt in zijn eerste deel
van Het verhaal gaat... (Amsterdam, 1996, p. 46-48) middels een schitterende
hervertelling met dezelfde ogen naar het verhaal van de torenbouw: het is uitdrukkelijk
Gods bedoeling dat de mensen vanuit 'Babbeldam' uitwaaieren over de wereld en
elders hun bestaan opbouwen. In dezelfde geest kenschetste Han Nijboer in zijn
jaarrede voor de Vereniging van Docenten Levensbeschouwing (1995) het verhaal van
de toren van Babel als een postmodern verhaal avant la lettre, waarin God als het ware
hoogstpersoonlijk ingrijpt om een einde te maken aan het Ene Grote Verhaal. Een
ingreep waardoor mensen de kans krijgen zich mondiaal en in vrijheid te ontwikkelen,
hun eigen verhaal te vertellen en onderling uit te wisselen. Pluriformiteit dus als een
unieke mogelijkheid om te luisteren naar elkaars opvattingen en denkbeelden, een
ongekende kans om te groeien aan ervaringen en belevingen van de ander.
Spraakverwarring als een geschenk uit de hemel, een godsgeschenk.
Onze maatschappij verandert snel. Wat vandaag technisch zeer geavanceerd heet, is
morgen hopeloos achterhaald. Betalen met de pinpas is al ouderwets en de chipknip
verovert in snel tempo de markt. Wie nog op een computer zonder pentium-processor
zit te werken, telt eigenlijk niet meer mee. Faxen, modems en antwoordapparaten
garanderen optimale bereikbaarheid van telewerkers. En wie gaat er nog zonder
mobiele telefoon of minstens een buzzer op stap? Moderne communicatiemiddelen
hebben de wereld tot een dorp gemaakt, waar nieuws zich via e-mail en Internet als een
lopend vuurtje verspreidt.
Al deze nieuwe technologische ontwikkelingen die hun toepassing vinden in de
samenleving creëren nieuwe mogelijkheden, maar brengen ook nieuwe moeilijkheden
en vragen met zich mee, waar we ons geleidelijkaan van bewust worden. Wat zijn de
sociale gevolgen van deze digitale techniek? "Hoe menselijk is digitaal", vroeg het
Humanistisch Verbond zich daarom begin 1997 af in een publieke hoorzitting over de
maatschappelijke gevolgen van de computer.
In welke richting de toekomstige ontwikkelingen ook zullen gaan: duidelijk is in ieder
geval, dat deze samenleving hoge eisen stelt aan de komende generatie. Vandaar
bijvoorbeeld het kennisdebat: een brede landelijke discussie over ingrijpende
maatschappelijke, industriële en culturele ontwikkelingen tot het jaar 2010 en de rol van
het onderwijs daarin. Hoe zal onze samenleving er over een jaar of vijftien uit zien?
Over welke kennis moet je beschikken om mee te kunnen in die maatschappij? Hoe
verhouden zich tegen die tijd leren, werken en vrije tijd? Het onderwijs bereidt zich dan
ook in hoog tempo voor op de 21e eeuw. De school kan en mag immers de gordijnen
niet sluiten voor deze ontwikkelingen. Kennis veroudert snel. Bovendien gaat het in de
samenleving van de toekomst niet alleen om kennis, maar juist en vooral ook om de
toepassing en uitwisseling ervan. De jeugd van vandaag zal zich op school de
vaardigheden eigen moeten maken om morgen goed toegerust de samenleving van de
toekomst mee op te kunnen bouwen. Een samenleving die mondiaal, pluriform,
multicultureel en in levensbeschouwelijk opzicht multireligieus van karakter is.
Communicatie en dialoog vormen sinds geruime tijd sleutelbegrippen in het debat over
de toekomst van levensbeschouwelijke vorming van de komende generatie. En is het
niet inherent aan vernieuwings- en veranderingsprocessen dat de lucht dan wel eens
betrekt en de barometer daalt, dat de spraak soms verward raakt, de materiaalwagens
niet altijd worden afgeladen en sommigen hun kamelen alvast gaan zadelen? En, meer
op schoolniveau: de vrije ruimte op het lesrooster is beperkt en wordt stevig bevochten.
Cijfers voor godsdienst/levensbeschouwing tellen maar mondjesmaat mee; om over
examenvak nog maar te zwijgen. Natuurlijk blijven indianenverhalen over Suske en
Wiske lezende leerlingen tijdens het laatste lesuur op vrijdagmiddag de ronde doen. En
natuurlijk zullen er altijd wel leerlingen blijven die tijdens de les levensbeschouwing
alvast hun huiswerk maken of na schooltijd een afspraakje regelen bij MacDonald's.
Geen fraaie voorbeelden van zelfstandig leren en mogelijk wat gechargeerd: maar het
gebeurt nu eenmaal en het zal ook wel blijven gebeuren.
Zo bekeken kan het verhaal van de torenbouw van Babel in hoge mate verontrustend en
angstaanjagend zijn. Maar er zit, zo zagen we, ook een andere kant aan het verhaal. Het
kan immers ook anders. Luister naar het verhaal van Karin, die onlangs begonnen is
aan haar eerste jaar van de basisvorming.
Het is wel even wennen voor Karin, die sinds het begin van het nieuwe schooljaar in de brugklas
zit. Haar oudere broer Robin heeft haar al wel veel verteld over de nieuwe school en de 15 vakken
die je er krijgt. Maar het is toch allemaal wel wat anders dan op de basisschool. Veel meer
huiswerk, en 32 lesuren... en zeker dat ene achtste uur is toch wel zwaar, zucht zij.
Wat Karin vooral leuk vindt op school is dat je niet alles zomaar domweg van buiten hoeft te leren
en dat je de dingen die je hebt geleerd ook in de praktijk kunt toepassen.
Na een paar weken heeft Karin gemerkt, dat je niet alleen iets hébt aan wat je hebt geleerd, maar
dat die 15 vakken op de een of andere manier ook allemaal wel iets met elkaar te maken hebben.
Toen ze het in een les biologie hadden gehad over het dragen van een donorcodicil, was er in de
klas een levendig gesprek ontstaan over dood en doodgaan. Bij Nederlands hadden ze samen met
de docent een aantal gedichten gelezen over dood en verdriet. Datzelfde onderwerp kwam ook ter
sprake bij economie, toen het over levensverzekeringen en erfrecht en zo ging. En vorige week ging
het in de geschiedenisles over pyramides en mummies: dat had ook al met dood te maken! In de
lessen maatschappijleer en levensbeschouwing hadden ze laatst nog een hele interessante
videofilm gekeken over lijkverbranding in India en de rituelen die daar bij horen. En bij de
aardrijkskundeles had de leraar iets verteld over wat er nou allemaal precies aan de hand was in
Israël, en hoeveel slachtoffers van rellen en onlusten daar gevallen waren in de afgelopen jaren.
Karin had er intussen wel zin in gekregen, in al die vakken. En ze had ook gemerkt, dat ze er later
waarschijnlijk wel een heleboel aan zou hebben, als zij zou werken in het ziekenhuis: want Karin
wil immers dolgraag verpleegster worden!
Voor leerlingen als Karin is leren er dus een stuk plezieriger op geworden. Ze ervaart de
samenhang tussen de verschillende vakken als zinvol en merkt, dat ze met de opgedane
kennis ook iets kan doen. De vakken die ze op school krijgt, geven antwoorden op de
vragen die ze zich ? ook buiten schooltijd ? vaak stelt. Vragen, die betrekking hebben
op de manier waarop ze in het leven staat en hoe je met anderen omgaat; vragen die te
maken hebben met de toekomst, vragen waarop niet zo direct een antwoord voor
handen is, maar die toch belangrijk genoeg zijn om ze te stellen... en niet alleen bij
godsdienst! En ? zeker zo belangrijk ? de tijd dat het not done was om in en buiten de
klas over dit soort zaken te praten, ligt inmiddels ver achter haar.
Als zo'n geïntegreerd onderwijsmodel de toekomst mag zijn van levensbeschouwelijke
vorming van jongeren, dan kun je het verhaal van de Babelse spraakverwarring zien als
een geschenk uit de hemel. Een geschenk dat de onderlinge communicatie, samenhang
en dialoog weer op gang brengt, nieuwe impulsen geeft aan onderwijsleerprocessen en
het digitale tijdperk een menselijk gezicht. "Wanneer het leren niet meer
gefragmentiseerd is, zullen ze misschien weer zin krijgen in het leren en weer opnieuw
zin leren" (F. Eijkman in Weer zin leren, Best, 1993, p. 50). Of anders geformuleerd: "het
geheim achter de dingen" kunnen ontdekken.