ALS DE WIND LIGT TE
RUSTEN...
De wind ligt lui in het gras te niksen. Zijn
adem waait enkel wat speels tegen de klanken van het gefluit der vogels aan.
Hij blaast wat uit van al het jachten en jagen van de nacht. Maar daar komt
een vlieger aangerend. Hij wordt voortgetrokken aan een touwtje. Hij schiet
opzij, dan weer omhoog en hup, daar stuitert hij op z'n kop over de grond
heen. Maar hoog opvliegen, nee, dat doet hij niet. Het kind dat het touwtje
voorttrekt denkt: "Hoe komt dat nou? Ik ben speciaal naar deze weide
gekomen omdat de grote mensen zeggen dat de wind er vrij spel heeft. Hoe hard
ik ook loop, mijn vlieger gaat niet op." De vlieger kan de teleurstelling
niet langer aanzien en zegt: "Maar zie je dan niet, dat de wind is gaan
liggen?" "Oei", zegt het kind, "excuseer me, meneer de
wind, maar ik verwachte je daarboven. En nu ligt u hier languit in het gras.
Ik ben vandaag speciaal voor jou naar hier gekomen. Wil jij niet met mij en
met mijn vlieger spelen?" "Nee", zegt de wind, "ik lig
hier goed mijn kind. Kom er maar even bij liggen. Vandaag ben ik in een zachte
bui en hou ik meer van strelen. Dan lig ik zachtjes in het gras of leun ik
tegen bomen, verstop me in het struikgewas of laat kinderen van mij dromen. Ik
aai dan heel voorzichtig over hun hoofd en haren en dan komen er gedachten op,
gedachten als gedichten. Kijk, je vlieger heeft het al begrepen en legt zich
al een tijdje neer. Zijn huid trilt zachtjes onder mijn adem. Hij droomt al
van ..."
Terug naar
overzicht