LUCHT, DE ZIEL VAN DE WIND
Wind en lucht spelen in het hindoeïsme een belangrijke rol bij het
vedische vuuroffer. Zij zorgen immers voor de verspreiding van de geuren en
het gezang. Lucht is bovendien van essentieel belang voor alle leven op aarde.
Hoe kun je de energie van lucht en adem voelen en rust in je lichaam brengen?
En hoe kun je door middel van een verhaal de bevrijdende kracht van de wind
laten horen?
Vuur, lucht en wind
Het vedische vuuroffer (homa) is in het hindoeïsme nog steeds de
meest belangrijke vorm van verering en het wordt bij iedere
godsdienstplechtigheid (yajña) uitgevoerd. De verering komt neer op
een verwondering over en het zich afvragen naar de oorsprong en het nut van de
natuurfenomenen. In sommige delen van het oudste boek van de Hindoes, de
Rig-veda (zie bijvoorbeeld X:168), wordt homa als het voornaamste offer
van mensen gezien. Voor het offer is agni (vuur) nodig en het offer
wordt begeleid door mantra's (gezangen en hymnen). Het vuur verbrandt
de offerande en brengt die naar haar bestemming. Vâyu -
de wind, waarvan vâta (lucht) de ziel is -
neemt de geuren en de geneeskrachtige delen uit de verbrande offerande mee
naar alle oorden. Het gezang kan niet gehoord worden zonder lucht, evenals het
vuur en de wind niet kunnen bestaan of hun werk niet kunnen doen zonder lucht.
In het belangrijke homa speelt lucht dus een essentiële rol.
HYMNE AAN VâTA
Ik spreek de waarheid, hoor mij.
De devatâ's hebben mij verspreid naar alle kanten.
Ik spreek alleen het woord dat vreugde brengt aan mensen.
Zelfs als zij het niet weten, wonen allen in mij.
Ik houd vast het vuur van de ziel.
Ik houd vast leven en genezing.
Ik bezit de kracht om te voeden en te geven.
Ik ken de kennis die als eerste geofferd wordt.
De man die ik begunstig, aan hem geef ik kracht.
Ik verhef het offer en ik versterk hem die offert.
Door mijn kracht eet en ziet en ademt hij en hoort hij het gesproken woord.
Ik maak hem als een god, een ziener, de volmaakte offeraar.
Ik heb vele woningen, want ik verdeelde de gezangen over vele plaatsen.
Ik vul hemel en aarde met mijn tegenwoordigheid.
Met mijn gestalte reik ik tot de hoge hemel.
Ik adem de wind die alle werelden omvat.
(naar een vertaling van Alexandra Gabrielli, Hymne aan Vâc, in Hymnen
uit de Rig Veda, Mirananda, Wassenaar, 1982. Devatâ betekent: de
schenker, soms vertaald als 'god').
|
Lucht en leven: twee ademhalingsoefeningen
Het eerste wat een pasgeboren kind doet is het diep inademen van lucht.
Daarna geeft het een kreet en zie: zijn leven op aarde is begonnen. Om in
leven te blijven moeten we ademhalen. Om te praten hebben we lucht nodig.
Zonder lucht zouden wij elkaar niet eens verstaan.
Lucht vormt wind in de natuur, maar lucht is eveneens van essentieel belang
voor het leven op aarde. Niet alleen de hogere diersoorten, maar ook de mens
hangen wat leven en gezondheid betreft af van de ademhaling. Zelfs de lagere
vormen van dierlijk of plantaardig leven moeten ademhalen om in leven te
blijven. In de klas kun je als volgt een ademhalingsoefening doen.
Ademhalingsoefening 1
• Ga recht in je stoel zitten. Schuif zoveel mogelijk naar voren zodat je
bijna aan de rand van je stoel zit. Kijk recht voor je uit: borst recht naar
voren en je ruggegraat in een mooie dubbele s-vorm.
• Leg je handen op je knieën en schud je schouders los alsof alles er van
afvalt. Sluit de ogen als je dat wilt. Richt je aandacht op de plek tussen de
neusgaten en adem langzaam diep in. Als je longen vol zijn, adem je langzaam
weer uit. Doe de buikademhaling; dat wil zeggen als je inademt, zakt je
middenrif naar beneden en gaat je buik iets omhoog. Als je een hand zachtjes
op je buik houdt, voel je dat ook. Laat je borstkas vrij bewegen. Adem rustig
op je eigen tempo; er moet nergens dwang bij zijn.
• Ga zo een tijdje door met diep in en uit te ademen. Voel hoe bij het
inademen energie uit de lucht door je neus de longen bereikt en hoe deze door
je lichaam stroomt: door je aderen, organen en poriën. Voel hoe bij het
uitademen de vermoeidheid en de spanning je lichaam uitstroomt: uit je
gezicht, uit je schouders, uit je armen, uit je rug, uit je borstkas, uit je
buik, uit je bekken, uit je benen, uit je hoofd, uit je hele lichaam. Blijft
diep in- en uitademen en ervaar de rust en de vrede die op je neerdaalt.
• Je kunt het in- en uitademen begeleiden door een (heilige) naam of een
tekst heel zachtjes of gewoon in jezelf uit te spreken: Aooohhhmmm... of
Jeeezzzuuusss... of een andere naam die je heilig of belangrijk vindt, zoals
Allllaaahhh... Je kunt ook gewoon tellen: bijvoorbeeld vijf tellen inademen en
vijf tellen uitademen. De lengte van je adem bepaal je zelf. Let op: niets
forceren, gewoon ontspannen in- en uitademen.
Na ongeveer tien minuten richt je de aandacht weer op de plek tussen de
neusgaten en adem gewoon verder. Doe (zo nodig) je ogen weer open en ga over
tot de orde van de dag.
ADEM DER GODEN
De machtige wind laat donderen en verplettert alles waar hij gaat. Hij
reikt tot aan de hemel en drijft de wolken bij elkaar en laat regenen. Hij
spoedt over de aarde, doet stof opwaaien en vormt achter zich krachtige
luchtstromen. Haastig baant hij een weg door het hemelruim; rust nooit. Hij
is de vriend van het water, zijn eerst geborene.
Hij is de adem der goden en de kiem van de wereld. Zwerft overal heen,
wordt gehoord, maar niet is te zien zijn vorm. Waar zal hij geboren zijn en
waar opgestegen?
Deze de lucht, laten we hem eer betonen.
|
Ademhalingsoefening 2
• Ga op je rug liggen en kijk omhoog; het hoofd recht in het verlengde
van de romp. Leg je handen langs je lichaam, plat op de rug (dus de
handpalmen naar boven); de handen raken het lichaam niet, en ook niet dat
van de buren die naast je liggen.
• Adem in en uit en laat de energie door je lichaam stromen zoals
hierboven verteld. Richt daarbij je aandacht achter elkaar op ieder plek van
je lichaam. Begin met het voorhoofd: adem in en richt de aandacht op het
voorhoofd, zodat het lijkt alsof de adem door je voorhoofd naar binnen
stroomt en adem op dezelfde wijze weer uit. Houd de oefening telkens enkele
ademhalingen lang vol en richt vervolgens je aandacht op de slapen; op de
ogen; op de wangen; de lippen; de kin; de keel; de adamsappel; de schouders;
de armen; de hand; de vingers; en terug naar schouders. Ga de hele
ruggegraat van de nek naar beneden af: de borstkas en de organen daarin; de
buikholte en de organen daarin; de onderbuik; het bekken; de benen; de
voeten, de tenen; de voetzolen en langs de benen terug naar het bekken; via
de ruggegraat terug naar de hersenen, het hoofd en het voorhoofd.
• Blijf rustig in- en uitademen en laat de energie door je gehele
lichaam - van boven naar beneden en van
beneden naar boven - stromen. Ervaar die
energie en de rust in je lichaam. Na ongeveer tien minuten kunt je de
oefening beëindigen.
Dit artikel is geschreven door Hari
Rambaran en verscheen eerder in het tijdschrift School en Godsdienst 1997/2
Terug naar
overzicht