DE KRIJGSGEVANGENE
Het gebeurde lang geleden in de tijd dat er nog
geen christenen waren in Engeland. Bij de kust van Wales was een klein dorp
van hutten en stallen. Op een dag zaten op het dak van een stal een jongen en
een meisje, Dara en Nessan. Nessan was de dochter van het stamhoofd van de
mensen die in het dorp woonden. Dara hoorde niet bij de stam. Hij kwam uit
Ierland, maar was als krijgsgevangene achtergebleven na een aanval van Ierse
oorlogsboten. De priester van de stam had de jongen willen offeren aan de
Zwarte Moeder, de godin in wie het volk geloofde. Maar Nessan had haar vader
gesmeekt Dara te laten leven en Dara was haar beste vriend geworden. Als
krijgsgevangene werd Dara niet slecht behandeld, maar toch verlangde hij naar
zijn eigen volk. "Dara, waarom kijk je toch altijd uit over zee?"
vroeg Nessan. "Ik kijk in de richting van mijn land," antwoordde
Dara. "Als je er zoveel van hield, waarom ben je er dan vandaan gegaan en
bij ons binnengevallen?" Dara trok zijn schouders op. "Ik ben een
man. Als de andere mannen op strooptocht gaan, moet ik dan thuis blijven bij
de vrouwen?" "Een mán! Je bent nu pas twaalf! Je bent maar twee
jaar ouder dan ik." Op dat moment riep iemand: "Kom Dara! JE moet
het vee water geven!"
Dara liep naar het vijvertje, een soort put
waarin het water uit een beek stroomde. Die put was altijd vol, hoeveel water
er ook uit gehaald werd, maar deze avond stond het water lager. Er kwam bijn a
geen water meer uit de beek. Een paar mannen stonden er met bezorgde gezichten
naar te kijken. :"Dit hebben we nog nooit meegemaakt," zeiden ze.
Het stamhoofd en de priester werden erbij gehaald. Zonder het water uit de
beek zouden ze hier niet kunnen leven.
De priester ging naast de put zitten en dacht lang na. Toen zei hij: "Ik
was er al bang voor. De Zwarte Moeder is boos omdat we de Ierse
krijgsgevangene niet aan haar geofferd hebben." "Wat moeten we nu
doen, oude wijze man?" vroeg het stamhoofd. "Bij het invallen van de
duisternis moeten we de godin aanroepen met onze heilige trommels en als de
maan ondergaat het offer brengen. Dan zal de Zwarte Moeder ons het water
teruggegen."
Nessan hoorde wat de priester zei, en ze schrok
heel erg. Ze zag hoe een paar mannen Dara meenamen. Hij werd in een hut
vastgebonden aan een paal. Intussen werd het donker. Drie mannen gingen bij de
put zitten en sloegen op de heilige trommels. Alle stamleden kwamen daar
bijeen.
Niemand merkte dat Nessan wegglipte naar de hut waar Dara gevangen zat. Voor
de deuropening stond een man op wacht, maar Nessan sloop naar de achterkant.
Voorzichtig schoof ze een plaggenstrook van het dak opzij en kroop naar
binnen. "Ik ben het, Dara," fluisterde ze. "Wees niet
bang." Ze maakte de touwen los waarmee Dara vastgebonden was en na elkaar
kropen ze door het gat uit de hut. Wat een geluk dat de trommels zo’n lawaai
maakten! De man die op wacht stond, kon hen daardoor niet horen.
‘Vlucht, Dara!" fluisterde Nessan. "Probeer vannacht nog de berg
over de komen." Daarna sloop ze terug naar de andere stamleden die rondom
de drie trommelaars zaten.
Dara kropp tussen de struiken door de berg op.
Toen hij hoog genoeg was, zodat niemand van de stamleden hem in het maanlicht
kon zien, liep hij door de droge bedding van de beek verder naar boven. Opeens
schrok hij. Stond daar iemand? Hij zag een grote donkere figuur. Nee, het was
geen mens. Het was een hoge zwarte steen, groter dan een mens, versierd met
een verwelkte krans van wilde bloemen. Dara keek naar die steen: dit moest de
Zwarte Moeder zijn, die door het volk daar beneden werd vereerd.
Dara wilde snel voorbij lopen, maar toen zag hij plotseling een speer staan in
de beek. Een pracht van een speer, met een glanzende bronzen punt die blonk in
het maanlicht: een Ierse speer! Zijn eigen mensen waren hier dus langs gekomen
en hadden uit angst voor de godin van het volk dat zij plunderden, een
offergave achter gelaten. Dara zag nu ook dat zich achter de speer dode takken
en dorre bladeren hadden verzameld, wardoor een soort dam was ontstaan. Het
water liep nu door een geul langs een andere kant de berg af. Dáárom kregen
de mensen beneden geen water meer! Het dus niét de boosheid van de Zwarte
Moeder. Dara trok de speer uit de grond, die kon hij goed gebruiken. Maar ook
haalde hij de takken en andere rommel weg waardoor de dam was ontstaan. Het
water kon nu weer door de beek naar beneden stromen. Terwijl Dara zo bezig
was, dacht hij aan Nessan. Zou ze bestraft worden als ontdekt werd , dat ze
hem had bevrijd? Hij kon nu teruggaan naar zijn eigen volk, maar zou nooit
vergeten wat Nessan voor hem had gedaan.
Onder aan de berg zaten de stamleden nog steeds
rondom de priester en de drie trommelaars. Bij het ondergaan van de maan
hielden de trommelaars op en de priester gaf een paar mannen de opdracht Dara
op te halen. Ze kwamen terug met het bericht dat de jongen verdwenen was. Het
stamhoofd sprong op en riep: "Hoe is dat mogelijk?" En tegen de man
die Dara moest bewaken zei hij: "Istoreth, wat heb jij hierop te
zeggen?" De man werd doodsbleek, want hij wist wat hem te wachten stond.
: Ik heb goed wacht gehouden," zei hij, "maar ik heb niets gezien,
niets gehoord." "Wacht gehouden, wel ja! Zei het stamhoofd. "En
de Zwarte Moeder wacht op het offer waar ze recht op heeft. Als die jongen
niet gevonden wordt, dan moet jij zijn plaats innemen." En tegen de
andere mannen zei hij: "Ga de jongen zoeken!" "Jullie vinden
hem niet, want hij is er niet!" Het werd doodstil. Wie zei dat? Dat was
de stem van Nessan! Haar vader schrok. "Nessan, kom hier! Wat heb je
gedaan?" Nessan liep naar voren en stond bevend voor haar vader. "Ik
heb Dara helpen ontsnappen. Ik wil niet dat hij gedood wordt." De
priester zei: "En jij hebt de moed om ons dit te vertellen?"
"Ja, heer priester," zei ze met trillende stem, "u mag Istoreth
ook niet doden. Hij kon er niets aan doen, dat Dara gevlucht is."
"Dan moet jij nu zijn plaats innemen," zei de priester.
"Kom!" "Nee! Zij niet!" riep het stamhoofd.
"Jawel!" zei de priester. Nessan aarzelde even. Toen liep ze op hem
af, met knikkende knieën. Het werd stil, niemand verroerde zich of fluisterde…
In die stilte was er ineens een zacht geruis van water…
"Wacht," riep één van de vrouwen. "Luister! Ik hoor de beek!
De bron op de berg geeft weer water!" Het stamhoofd liep naar de put en
riep: "Het water stijgt! Zie je wel, oude priester! Hoor je wel?"
"Ik zie het en ik hoor het," zei de priester. "De Zwarte Moeder
is niet meer boos. Ze eist geen offer meer van ons."
Nessan zag haar vader met open armen naar zich toe komen. Ze vloog op hem af
en in zijn armen huilde ze van opluchting. Ze voelde zich plotseling doodmoe.
Haar vader droeg naar haar bed in de vrouwenhut. Uitgeput viel ze in slaap.
(met welwillende toestemming van de
uitgever overgenomen uit: Baukje Offringa, Groeien als een boom. Verhalen
bij symbolen en thema’s uit de bijbel. Meinema, Zoetermeer, 2000, blz.
42-45. ISBN 90 211 3783 6. Het originele verhaal van Rosermary Sutcliff dat
Offringa bewerkte, verscheen in Op de splitsing van de weg, Christofoor,
Zeist, 1983)
Terug naar
overzicht