VITABERNA

 

 


Pastoraal atelier

Levoland 

Relimarkt

Bronnenmagazijn



ZONDER WATER GEEN LEVEN
(naar een Arabisch volksverhaal)

Omar was de enige zoon van een Arabische koopman. Zijn vader had erop gerekend dat Omar later de handel van hem zou overnemen. Maar Omar kon nog steeds niet goed rekenen en schrijven, terwijl hij toch al veertien jaar was. De knechten lachten hem uit als hij fouten maakte. Zijn vader kon de zaken onmogelijk aan hem overlaten.

Omar was wel groot voor zijn leeftijd en erg sterk. Als er vrachten op de kamelen geladen moesten worden, werkte hij als de beste. Maar hij vond zichzelf erg dom en hij had er verdriet van, dat zijn vader in hem teleurgesteld was.

Op een dag moest alles in orde gemaakt worden voor een lange, vermoeiende reis door de woestijn. Omar hielp ijverig mee alle zakken met water en voedsel voor onderweg op de kamelen te laden. Toen de zon ondergegaan was, gingen ze op weg, want ze reisden in de nacht, omdat het overdag te heet was. Voordat de zon opkwam, zetten ze de tenten op. Die waren gemaakt van geitenhaar en lieten geen zonnestralen door. Daarna werd er gegeten en geslapen. Omar had het altijd fijn gevonden om mee te gaan, maar op deze lange reis werd het water op het laatst wel erg lauw. Het smaakte vies. Bovendien was het bijna op. Daarom was Omar blij toen zijn vader zei, dat ze nog maar één nacht hoefden te reizen en tegen de morgen in een oase zouden aankomen, waar weer volop vers water zou zijn.

Maar die nacht gebeurde er iets verschrikkelijks. Voor deze reis had Omars vader een gids ingehuurd, omdat ze voor het eerst door een voor hem onbekend deel van de woestijn trokken. Hoe het was gekomen, kon deze man later niet vertellen: had hij zitten slapen op zijn kameel of kende hij de weg toch niet zo goed als hij had gezegd? Toen het licht begon te worden, ontdekte hij tot zijn grote schrik, dat ze niet op de goede plaats waren aangekomen. In de verste verte waren er geen palmbomen van een oase te zien. Overal rondom hen was de zandwoestijn. Het ergste was, dat het water op was.

"We zijn verloren!" riepen de knechten. Ze weigerden verder te gaan. Om in ieder geval schaduw te hebben en te kunnen slapen, zetten ze de tenten op. "Wat gaan we nu doen?" vroeg Omar aan zijn vader. "We moeten naar water zoeken," zei hij, "als wij ook gaan lopen jammeren, sterven we allemaal."

Het leek zinloos werk. Op een kleine afstand van elkaar liepen de koopman en zijn zoon rond, terwijl ze voortdurend strak naar de grond keken, maar ze zagen niets anders dan zand. Ze hadden zo ongeveer een half uur rondgelopen, toen de koopman opeens riep: "Omar, kijk eens, hier groeit een plukje gras! Begrijp je wat dat betekent? Hieronder moet water zijn, anders kan dat gras niet groeien!" "Ik wist dat u water zou vinden, vader!" riep Omar opgewonden uit. "Ik zal gauw de mannen roepen!" Hij holde naar de tenten en riep: "Kom gauw, we hebben water gevonden!"

Hoopvol stonden de knechten op en liepen met de schoppen naar de plek die Omar hen wees. Ondanks de hitte begonnen ze ijverig te graven. Er ontstond een groot gat. Om de beurt ging er een man in staan om verder te graven, terwijl de anderen even konden uitrusten. Maar plotseling riep de man die bezig was: "Ik kan niet verder graven, ik stoot op een steen." Dat was een enorme teleurstelling: áls er water was, dan liep het onder de rots door. De man klom uit het gat en zei uitgeput: "Had ons maar met rust gelaten. Het beste is in de tent de dood rustig af te wachten. Als hier niet bij toeval een andere karavaan langs komt, moeten we sterven."

Maar de koopman wilde het niet opgeven. Hij sprong zelf in het gat, drukte zijn oor tegen de harde steen en luisterde. "Daar is water!" riep hij. "Ik hoor het duidelijk." "Ja," bromden de mannen, "onder de stenen, wat hebben we daar aan?" Omar zei: "Vader, ik haal het houweel. Ik wil proberen de rots stuk te slaan." Even later stond hij met het houweel in het gat. Als was hij groot en sterk, hij was nu ook uitgeput door de gloeiende hitte. Maar hij wist dat het nu van hem afhing of ze zouden leven of sterven. Met bovenmenselijke inspanning lukt het hem het houweel hoog boven zijn hoofd op te tillen en keihard op de steen te slaan. De rots spleet en een stuk stortte in. Tegelijk spoot er een straal helder water omhoog. Het water vulde het hele gat. De mannen lieten zich op hun buik vallen en slurpten het water op.

"Jongen," zei zijn vader, "je hebt ons gered. Als jij niet zo sterk was geweest, waren we allemaal omgekomen."

(met welwillende toestemming overgenomen uit: Baukje Offringa, Groeien als een boom. Verhalen bij symbolen en thema’s uit de bijbel. Meinema, Zoetermeer, 2000, blz. 34-36. ISBN 90 211 3783 6).

Terug naar overzicht