EUROPEES
PARLEMENT STRAATSBURG en BRUSSEL
EUROPA IN OORLOG
Margraten
De begraafplaats in MARGRATEN
beslaat ruim 26 ha voormalig akkerland. Op 13 september 1944 werd deze plek
bevrijd door eenheden van de 30e Infanterie Divisie van het Eerste Amerikaanse
leger tijdens de opmars naar de Roer in het Roergebied in Duitsland. Dit
ereveld was een van de eerste begraafplaatsen waar in Duitsland gesneuvelde
Amerikaanse militairen werden begraven. Op 10 november 1944 nam het Negende
Amerikaanse leger de begraafplaats in gebruik.
De begraafplaats is in zestien vakken - A tot en met P - verdeeld. De vakken
zijn onderling gescheiden door de promenade en de graspaden. De 8301
grafstenen - een grafsteen met de Davidster voor degene die het Joodse geloof
beleden en een Latijns kruis voor alle anderen - zijn geordend in parallel
lopende bogen die zich uitstrekken langs de brede gazons. De 8302 doden, die
hun leven gaven in dienst van hun vaderland, kwamen uit alle staten van Noord-
Amerika, het District Colombia, Engeland, Canada en Mexico. Van de 106
onbekenden konden de stoffelijke overschotten nooit volstrekt worden
geïdentificeerd. Ongeveer 43 procent van de militairen die destijds hier en
op andere begraafplaatsen in de buurt tijdelijk werden begraven, hebben nu hun
rustplaats op Margraten. De meeste van hen gaven hun leven tijdens de
luchtlandings- en grondoperaties om het oosten van Nederland te bevrijden, de
opmars door Duitsland over de Roer en Rijn en tijdens de luchtoorlog boven
deze streken. In niet minder dan veertig gevallen werden twee broers naast
elkaar begraven. Eén steen geeft het gemeenschappelijke graf aan van twee
onbekenden. Op de top van de heuvel, in de as van de promenade, staat de
vlaggenmast.
[terug]
Tweede Wereldoorlog
De TWEEDE
WERELDOORLOG was een conflict op wereldschaal dat tussen 1939 en 1945
werd uitgevochten tussen twee allianties, de As-mogendheden (ook de As
genoemd) en de Geallieerden. De directe aanleiding tot de Tweede Wereldoorlog
was de aanval van Nazi-Duitsland op het buurland Polen op 1 september 1939.
Duitsland schond hiermee het bestaande niet-aanvalsverdrag waarop het Verenigd
Koninkrijk en Frankrijk de oorlog verklaarden aan Duitsland. Na de Japanse
aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941 werd
Amerika betrokken in de strijd tegen de As-mogendheden waardoor het Europees
conflict een oorlog op wereldschaal werd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er naar schatting tussen 50 en 70
miljoen doden. Hij wordt - naast de militaire campagnes - ook gekenmerkt door
de HOLOCAUST, de volkerenmoord op circa zes
miljoen Joden en het vervolgen en vermoorden van homoseksuelen, zigeuners (Roma),
gehandicapten, verzetsstrijders en diverse overige minderheden. De Holocaust,
geïnspireerd door de nationaal-socialistische ideologie, behoort tot de
gruwelijkste episodes die de mensheid tot dan toe heeft gekend.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden duurde deze oorlog van 10 mei 1940 tot 15
augustus 1945. Nederland was bezet gebied vanaf de overgave op 15 mei 1940 tot
de Duitse capitulatie op 6 mei 1945. Op 10 januari 1942 vielen de Japanners
Nederlandsch-Indië binnen, nadat Nederland op 8 december 1941 Japan de oorlog
had verklaard. Met de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 kwam ook in
Nederlandsch-Indië een einde aan de Tweede Wereldoorlog. In België startte
de oorlog op 10 mei 1940 en de capitulatie met de Duitsers werd getekend na de
Achttiendaagse Veldtocht op 28 mei 1940. De bezetting duurde tot de bevrijding
van dit land zo rond 17 september 1944.
[terug]
… maar de oorlog willen we
niet meer (Bevrijdingsdag)
In Nederland valt de herdenking van de BEVRIJDINGSDAG
op 5 mei. Deze wordt vooraf gegaan door de NATIONALE DODENHERDENKING op
4 mei.
Op 5 mei 1945 bespraken de Canadese generaal Charles Foulkes en de Duitse
opperbevelhebber Johannes Blaskowitz in het bijzijn van Prins Bernhard
(commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten) in Hotel De Wereld in
Wageningen de capitulatie van de Duitse troepen in Nederland. Blaskowitz vroeg
24 uur bedenktijd. Een dag later werd (op 6 mei 1945 dus) de capitulatie
getekend in de naast het hotel gelegen aula van de Landbouwuniversiteit.
Na de bevrijding in 1945 werd bepaald dat bevrijdingsdag om de vijf jaar
gevierd zou worden. Pas in 1990 werd de datum van 5 mei uitgeroepen tot een
nationale feestdag, waarop jaarlijks de bevrijding van Nederland in 1945 van
de Duitse en Japanse bezetting wordt herdacht en gevierd. In 1999 werd 15
augustus, de dag van de Japanse capitulatie in 1945, tevens een dag waarop
uitgebreid gevlagd mag worden.
[terug]
EUROPA IN WORDING
Benelux
De BENELUX (samentrekking van
België, Nederland en Luxemburg) is in Londen door de gevluchte regeringen in
september 1944 opgericht als douane-unie: een samenwerkingsverband tussen de
Lage landen om onderling vrij goederen te kunnen transporteren en een uniform
tarief te hanteren voor goederen van buiten de Benelux. Sinds het verdrag van
1958 is de Benelux een economische unie. België werd in 1830 onafhankelijk
van Nederland. In 1890 kwam Luxemburg definitief los van Nederland, toen
Koning Willem III overleed. De Lage Landen bleven een aantrekkingskracht op
elkaar uitoefenen. In de jaren '60 van de 19e eeuw werden de betrekkingen
tussen België en Nederland genormaliseerd. De betrekkingen kregen een dipje
na de Eerste Wereldoorlog, door annexatieplannen van de Belgen in het kielzog
van de oorlog, jegens het ‘laffe’ Nederland, dat voor zijn lafheid
Zeeuws-Vlaanderen en Limburg (Nederland) zou moeten afstaan. Mede door de
inspanningen van de Vlaamse Beweging normaliseerden de betrekkingen en werd er
actief werk gemaakt van de vriendschap tussen België en Nederland. In dit
interbellum komen ook de Heel-Nederlandse en de Groot-Nederlandse gedachte van
de grond, die een impuls geven aan het culturele leven, maar ook aan het
politieke, zij het niet altijd in even goede zin. Op 5 september 1944 werd te
Londen de douaneovereenkomst aangegaan die op 1 januari 1948 van kracht werd.
Daarmee werd de toenadering niet alleen een zaak van verenigingen, maar ook
van staten.
[terug]
Naar een Europese eenheid
EGKS
Het Europese integratieproces is eigenlijk pas goed begonnen na de Tweede
Wereldoorlog. De voornaamste drijfveren voor de eenwording van Europa waren
van politieke en economische aard. Op initiatief van de Franse minister van
BZ, Schuman, werd in mei 1950 een plan ontworpen om de Europese kolen- en
staalindustrie (twee belangrijke economische en politieke componenten, en
bovendien de belangrijkste ingrediënten om oorlog te voeren) te verenigen. Zo
ontstond met het VERDRAG VAN PARIJS (1951) de EUROPESE GEMEENSCHAP
VOOR KOLEN EN STAAL (EGKS), waaraan zes landen deelnamen: België,
West-Duitsland, Luxemburg, Frankrijk, Italië en Nederland, opgericht in 1952.
[terug]
EEG-EG
Na verloop van enkele jaren besloten deze zes deelnemende landen ook op andere
gebieden met elkaar te willen gaan samenwerken. Vanuit deze gedachte
ontstonden met de ondertekening van de VERDRAGEN VAN ROME (1957) de EUROPESE
GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM) en de EUROPESE
ECONOMISCHE GEMEENSCHAP (EEG). De EGKS bleef wél bestaan. Doel van
de lidstaten was: opheffing van de onderlinge handelsbelemmeringen en het
ontwikkelen van een gemeenschappelijke markt. EGKS, EURATOM en EEG vormden in
1967 samen de EUROPESE GEMEENSCHAPPEN (EG). De drie organisaties
(EGKS, EURATOM en EEG) bleven wel afzonderlijk bestaan.
In 1967 kwam er een fusie tot stand tussen al deze instellingen, hetgeen
leidde tot één Europese commissie, één Raad van Ministers en
één Europees Parlement. In 1973 traden ook Groot-Brittannië, Ierland
en Denemarken toe tot de Europese Gemeenschappen. Verdere uitbreiding volgde:
Griekenland (1981), Spanje en Portugal (1986), Oostenrijk, Zweden en Finland
(1995), zodat de Europese Gemeenschappen (inmiddels omgedoopt tot Europese
Unie, de EU) in totaal uit 15 lidstaten bestonden.
[terug]
EU
In 1992 bereikte de Europese Unie met het VERDRAG VAN MAASTRICHT een
belangrijk punt in het eenwordingsproces: de oprichting van de ECONOMISCHE
EN MONETAIRE UNIE (EMU), met als doel: de invoering van één
Europese munt. Deze EMU ging in 1999 met 11 deelnemende lidstaten van start,
gevolgd door Griekenland als twaalfde lid in 2000. De invoering van één
gemeenschappelijke munt, de EURO, werd op 1 januari 2002 een feit, althans
voor 12 van de 15 lidstaten die deze invoerden. Met het Verdrag van Maastricht
kreeg ook het GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID (GBVB)
een plaats, evenals de samenwerking tussen Justitie en Binnenlandse Zaken.
Verder werd de naam gewijzigd in Europese Gemeenschap (EG, enkelvoud). De EG
(meervoud) bestonden op dat moment dus uit EG (enkelvoud), Euratom en EGKS. De
EU rustte op drie pijlers: 1) de EG (meervoud), 2) GBVB en 3) Justitie en
Binnenlandse Zaken.
In het VERDRAG VAN AMSTERDAM (1997) werd de Europese Unie verder
uitgebouwd. Doel van dit verdrag: de Unie dichter bij de burgers brengen,
versterking van de rol van het Europees Parlement, verscherping van
beleidsbepalingen over volksgezondheid en consumentenbescherming.
In 1989 viel de BERLIJNSE MUUR en brokkelde het Oostblok verder af.
Daarmee stond de EU voor een nieuwe uitdaging: de toetreding van 10 nieuwe
lidstaten (Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije
en Slovenië: samen met Malta en Cyprus toegetreden in 2004). In 2007 traden
ook Roemenië en Bulgarije toe. Potentiële lidstaten zijn: Turkije, Kroatië,
Macedonië en de Balkanlanden (Bosnië, Herzegowina, Servië, Montenegro en
Albanië). Momenteel telt de Europese Unie 27 lidstaten.
In het VERDRAG VAN NICE (in werking in 2003) werden nieuwe regels voor
de grootte en werking van de EU-instellingen opgesteld en van kracht om ervoor
te zorgen dat de EU ook in de toekomst slagvaardig zou kunnen blijven
functioneren. Aan dit Verdrag van Nice hing
een Verklaring betreffende de Toekomst van Europa, waarin het startsein
werd gegeven voor het ontwikkelen van een GRONDWET VOOR EUROPA.
Tijdens de Top van Laken (2001) werd besloten tot het houden van een Europese
Conventie over de Toekomst van Europa. Deze Conventie resulteerde in een
grondwettelijk verdrag waarin alle verdragen waarop de EU gebaseerd was,
werden samengevoegd.
In 2003 presenteerde Giscard d’Estaing het Ontwerpverdrag tot
vaststelling van een grondwet voor Europa. Het Grondwettelijke Verdrag
werd in oktober 2004 ondertekend door regeringsleiders en staatshoofden van 25
EU-lidstaten. Maar voordat deze Grondwet in werking kan treden, moet deze door
alle lidstaten eerst worden geratificeerd (referenda in Nederland en Frankrijk
leidden in 2005 echter vooralsnog tot een ‘nee’ tegen deze grondwet).
Duitsland wil als voorzitter van de Raad de Grondwet vlot trekken en Nederland
zal ongetwijfeld herinnerd worden aan de handtekening onder de
Verdragswijziging. Ook in het nieuwe regeerakkoord is een paragraaf aan de
Grondwet gewijd (nieuw referendum of niet, advies Raad van State.
[terug]
EUROPESE UNIE
Europese Commissie
Samenstelling
Uit ieder land zit één persoon in de EUROPESE COMMISSIE. Omdat er 28
landen lid zijn van de Europese Unie, zitten er dus 28 leden in de Europese
Commissie. En natuurlijk heeft ook deze Commissie een voorzitter. Deze 28
leden zorgen voor het ‘dagelijks bestuur’ in Europa. Eigenlijk lijkt hun
rol wel een beetje op die van een minister in een land. Zij vormen samen een
soort EU-regering. Zo’n lid van de Europese Commissie noemen we een EUROPESE
COMMISSARIS.
Wat doet de Europese Commissie?
De Europese Commissie bereidt de wetten voor die in Europa gaan gelden. Ook
controleert de Commissie of elk land zich wel aan die wetten houdt. Ze kunnen
een land zelfs een flinke boete geven. Ze doen dus voorstellen over hoe zaken
in Europa geregeld zouden moeten worden.
Maar: het Europees Parlement kan de Europese Commissie ook vragen om een
bepaalde wet te maken en om dan rekening te houden met zaken die het Parlement
voorstelt.
Hoe word je lid van de Europese Commissie?
Eerst wordt er een voorzitter van de Commissie benoemd. Deze voorzitter wordt
voorgedragen door de Europese Raad (de regeringsleiders). Het Europees
Parlement stemt over deze voorgedragen voorzitter.
Als deze voorzitter het groene licht heeft van het Europees Parlement, stelt
hij een groep van Commissarissen samen. Hij kijkt wie er geschikt is om in de
Europese Commissie te komen, om EU-commissaris te worden. (voor elk land één
persoon). Als de 28 kandidaten er zijn, worden deze door het Europees
Parlement ‘gehoord’: met hen praten om te kijken of men ze wel geschikt
vindt. Daarna besluit het Parlement om de hele Commissie al dan niet het
vertrouwen te geven (hen aan te stellen). Als de Commissie haar werk niet goed
doet, dan kan het Europees Parlement de hele Commissie naar huis sturen. Dat
is nog nooit gebeurd, maar het is wel een heel belangrijk ‘wapen’ van het
Parlement. Het Europees Parlement controleert dan ook steeds het werk van de
Commissie. Het Parlement krijgt steeds verslagen van alles wat de Commissie
doet; het Parlement mag altijd vragen stellen aan de Commissie. Er is tijdens
de vergaderingen van het Europees Parlement altijd een vragenuur voor de leden
aan de Commissie, enz.
[terug]
Europese Raad
De EUROPESE RAAD bestaat uit de
staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, plus de voorzitter van de
Europese Commissie. De Raad komt minstens twee keer per jaar bij elkaar; de
Voorzitter van de Raad is natuurlijk altijd aanwezig bij deze vergaderingen.
De vergaderingen worden steeds op een andere plaats gehouden. De voorzitter
van het Europees Parlement is waarnemer, heeft geen stemrecht, maar opent wel
traditiegetrouw de vergaderingen van de Raad met een openingstoespraak.
Op deze belangrijke bijeenkomsten wordt besloten wat er de komende jaren
allemaal gedaan zal worden in Europa, bijvoorbeeld op het gebied van
veiligheid, economie, werk, enz. Het Europees Parlement doet vaak voorstellen.
Dingen die het Parlement belangrijk vindt en waarvan het Parlement vindt dat
de regeringsleiders er aandacht aan moeten geven. Daarom houdt de Voorzitter
van het Europees Parlement ook altijd een toespraak op deze bijeenkomsten. Als
het overleg van de regeringsleiders is afgelopen, brengt de voorzitter van het
Europees Parlement verslag uit aan het Europees Parlement. Zo’n bijeenkomst
van regeringsleiders noemt men ook wel een EUROPESE TOP. Het
voorzitterschap van de Europese Raad wisselt elk half jaar. De lidstaten
hebben gezamenlijk een werkprogramma opgesteld, waarin vier prioriteiten
worden geformuleerd.
[terug]
De Raad van Ministers
In de RAAD VAN MINISTERS zitten 28
ministers, uit ieder land één. Dat zijn niet steeds dezelfde ministers: dat
hangt immers helemaal af van het onderwerp waarover deze Raad praat. Als men
praat over de landbouw, dan sturen alle landen hun minister van landbouw naar
de Raad. Praat men een andere keer over bijvoorbeeld onderwijs, dan sturen
alle landen hun minister van onderwijs naar de Raad.
De Raad neemt beslissingen over voorstellen die de Europese Commissie heeft
gedaan. Vaak doet de Raad dat samen met het Europees Parlement. De manier van
besluiten nemen is niet altijd hetzelfde. Op een aantal terreinen besluit de
Raad van Ministers met ‘unanimiteit’. Dat wil zeggen dat alle ministers
het met elkaar eens moeten zijn. Dus als slechts één land tegen is, kan er
niet besloten worden. In de toekomst wil men besluiten kunnen nemen met
meerderheid van stemmen. Eén land kan zo’n besluit dan niet meer
tegenhouden
[terug]
.
EUROPEES PARLEMENT
Afgevaardigden en fracties
Een land kan alleen bij de EU als het land
democratisch is. Dat wil zeggen dat in zo’n democratisch land het volk de
baas moet zijn. Niet een koning, een dictator of iemand anders, maar een
regering die door het volk in vrijheid is gekozen. Iedereen in zo’n land mag
stemmen en mag daardoor zijn eigen afgevaardigden in de regering proberen te
kiezen. In een democratie wordt niet een regering gekozen, maar een
volksvertegenwoordiging die de regering controleert. In een democratisch land
mogen de inwoners dus stemmen voor bijvoorbeeld: het bestuur van een gemeente
(de gemeenteraad), het bestuur van een provincie (de provinciale staten) en
het bestuur van het hele land (in Nederland: de Tweede Kamer). De inwoners van
een land kiezen zo mensen in het bestuur, waarvan zij vinden dat die hen het
beste kunnen vertegenwoordigen.
Voor het bestuur in Europa geldt precies hetzelfde. In het EUROPEES
PARLEMENT zitten 751 afgevaardigden. Deze afgevaardigden komen uit de 28
landen die samen de Europese Unie vormen. Die mensen zijn allemaal gekozen
door de inwoners van die 28 landen. Als je in zo’n land woont en je bent
ouder dan 18 jaar, dan mag je meedoen aan de verkiezingen: je mag dan stemmen.
Jij mag aangeven wie je graag als jouw vertegenwoordiger in het Europees
Parlement wilt hebben. Stemmen is in ons land niet verplicht, maar in sommige
andere landen (bijvoorbeeld België) wel. De verkiezingen voor het Europees
Parlement worden om de vijf jaar gehouden. De afgevaardigden die in het
Parlement zitten noemen we EUROPARLEMENTARIËRS. Het gebouw van het
Europees Parlement staat in STRAATSBURG. Al die afgevaardigden spreken
natuurlijk hun eigen taal. Dat kan, want alle teksten, alle toespraken, alle
brieven, worden door tolken in meer dan 20 talen vertaald. Dat is heel
belangrijk, want op die manier wordt ervoor gezorgd dat al die
Europarlementariërs elkaar goed kunnen begrijpen.
In onze Tweede Kamer (ons Parlement) in Den Haag zit een aantal fracties van
politieke partijen . De bekendste zijn: VVD, CDA, PvdA, Groen Links en SP. De
afgevaardigden van die fracties zitten netjes bij elkaar in de vergaderzaal
van onze Tweede Kamer. Ze zijn met 150 personen.
In de vergaderzaal van het Europees Parlement in Straatsburg zitten 751
afgevaardigden bij elkaar. Ook daar zijn verschillende fracties. In totaal
zijn er dat 7. In elke fractie zitten mensen uit verschillende landen bij
elkaar. Zij vormen daar samen een fractie van leden die ongeveer hetzelfde
willen in het bestuur van Europa.
Niet alle landen hebben evenveel Parlementariërs. Dat zou niet eerlijk zijn.
Want je hebt hele grote en hele kleine landen. Hoe groter een land, hoe meer
zetels (Parlementariërs) je in het Europees Parlement hebt. Zo heeft
Nederland 27 afgevaardigden, België 24, Luxemburg 6, maar Frankrijk 78,
Engeland 78 en Duitsland heeft er 99.
Al deze Parlementariërs vergaderen elke maand één week in Straatsburg. Ze
verhuizen dan allemaal naar deze stad om in die week te vergaderen en
besluiten te nemen. Om dat allemaal goed te laten verlopen heeft zo’n
Parlement ook een voorzitter. Precies zoals dat bij ons Parlement in Den Haag
is, heeft ook het Europees Parlement een Parlementsvoorzitter. De voorzitter
heeft de leiding over de werkzaamheden van het Parlement.
[terug]
Vergaderingen
Met zoveel mensen tegelijk VERGADEREN
is natuurlijk niet gemakkelijk. Daarom wordt er voordat de grote vergadering
in Straatsburg is, al in kleiner groepen vergaderd. Zo’n kleine groep noemt
men een commissie. Er zijn bij het Europees Parlement 20 commissies.
Elke Parlementariër zit ook in zo’n kleinere groep. In zo’n commissie
zitten ook (net als in het grote Parlement) Parlementariërs van alle
partijen, alle fracties, uit het Europees Parlement. Vaak zit hij in zo’n
groep omdat hij ergens heel veel verstand van heeft, bijvoorbeeld van verkeer
of van landbouw. Van die 736 Parlementariërs maakt men dus kleinere groepen
die met elkaar vergaderen. Zo’n groep noemt men een PARLEMENTAIRE
COMMISSIE. Zij bespreken alles wat straks in de grote vergadering komt
alvast in een kleine groep. Elke parlementaire commissie heeft ook weer een
eigen voorzitter. Voor die vergaderingen heb je niet zo’n heel grote
vergaderzaal nodig, maar wel een heleboel kleinere zalen. Dat vergaderen doen
ze niet in Straatsburg, maar daarvoor verhuizen al die mensen naar BRUSSEL.
Gedurende twee weken per maand vergaderen ze daar in kleinere groepen, de
parlementaire commissies. Per maand wordt er één week in Straatsburg
vergaderd en twee weken in Brussel. In de week die dan nog over blijft,
vergaderen de verschillende fracties ieder apart.
Dan dus alleen met de Parlementariërs van hun eigen partij (in ons land
bijvoorbeeld alleen de Parlementariërs van de VVD of van de PvdA). Deze
vergaderingen vinden ook plaats in Brussel. Elke fractie heeft daarbij ook
haar eigen voorzitter.
Het Europees Parlement vergadert dus 3 weken in Brussel (2 weken parlementaire
commissies en 1 week fractievergadering). Daarna verhuizen alle leden naar
Straatsburg voor de grote plenaire Parlementsvergadering.
De volgorde van vergaderingen is:
- Onderwerpen worden besproken in de
commissievergaderingen (2 weken in Brussel);
- De fracties (partijen) vergaderen over de
verslagen van de commissies. Ze bepalen het standpunt van hun partij: gaan
ze voor of tegen stemmen, of gaan ze nog vragen om aanpassingen
(amendementen) - (1 week in Brussel);
- De grote plenaire vergadering in
Straatsburg: alle fracties bij elkaar om een besluit te nemen (te
stemmen).
[terug]
Wetgevende
bevoegdheid
Het Parlement stelt samen met de Raad van
ministers de EUROPESE WETTEN vast. Normaal gezien stellen het Europees
Parlement en de Raad van Ministers samen de door de Commissie voorgestelde
wetgeving vast. Het uiteindelijk akkoord van het Europees Parlement is dus
onontbeerlijk.
Dankzij zijn wetgevende bevoegdheid heeft het Europees Parlement bijvoorbeeld
voor elkaar gekregen dat:
- de lidstaten op hun grondgebied de
ongecodeerde uitzending van belangrijke sportevenementen op TV kunnen
afdwingen;
- voor de kwaliteit van brandstof en motorolie
strengere milieunormen gelden;
- de Commissie spoedmaatregelen kan nemen
inzake diervoeding;
- de waarschuwing over de schadelijkheid van
tabak op pakjes sigaretten strenger en beter leesbaar is;
- zware metalen zoals lood, kwik en cadmium
vanaf 2003 in voertuigen verboden worden, zodat autowrakken op
milieuvriendelijke wijze kunnen worden verwijderd.
- de EU heeft dierproeven voor het maken van
cosmetica verboden;
- de EU heeft bewerkstelligd dat er
voorschriften kwamen voor het etiketteren van alle consumptiegoederen
zodat je altijd precies weet wat je koopt;
- de EU heeft meer dan 2 miljoen jongeren
geholpen om in een ander land te gaan studeren;
- de EU heeft ervoor gezorgd dat Europa
wereldwijd marktleider werd in het gebruik en vervaardigen van mobiele
telefoons, dankzij gemeenschappelijke technische normen;
- de EU heeft ervoor gezorgd dat er de
afgelopen 60 jaar geen oorlog is geweest tussen de lidstaten;
- de EU maakt het mogelijk om te reizen, te
wonen en te werken in om het even welk EU-land, meestal zonder dat daar
grenscontroles of papierwerk aan te pas komt;
- de EU is de drijvende kracht achter het
Kyoto-verdrag, waarin gestreefd wordt naar beperking van de
luchtvervuiling die de oorzaak is van de opwarming van de aarde;
- de EU heeft voor een drastische
prijsvermindering van telefoongesprekken en vliegtuigtickets gezorgd
(omdat de uniforme markt en munteenheid bijdragen tot lagere prijzen en
een ruimere keuze en daarmee tot lagere prijzen).
Het Europees Parlement kan aan de Europese
Commissie vragen een wetsvoorstel te maken en het kan dan zelfs voorstellen
doen hoe die wet er volgens het Parlement uit zou moeten zien. Daarna begint
de hele ronde weer opnieuw.
[terug]
Europees Bureau
(secretariaat-generaal)
Het Secretariaat-generaal van het Europees
Parlement is gevestigd in Luxemburg. Dit EUROPEES BUREAU is
verantwoordelijk voor de administratieve, organisatorische en personele zaken
van het Parlement. Onder het gezag van de secretaris-generaal werken ongeveer
4000 ambtenaren voor het Europees Parlement. Zij komen uit alle landen van de
Unie. De fracties in het Europees Parlement hebben hun eigen medewerkers en
ook de Europarlementariërs hebben hun eigen medewerkers.
Het Europees Parlement is meertalig (meer dan 20 talen), zodat één derde van
het personeel bij de talendienst werkt.
[terug]
Het nemen van besluiten
Voor het NEMEN VAN BESLUITEN is een
nauwkeurige volgorde vastgesteld.
1
De Europese Commissie stelt een wet voor: doet een voorstel om tot wetgeving
te komen over een onderwerp.
2
De betreffende commissie van het Europees Parlement gaat met dit voorstel aan
de slag en presenteert zijn op- en aanmerkingen aan het Europees Parlement.
Het stuk doorloopt het traject van: commisievergadering Europees Parlement (2
weken in Brussel), fractievergadering in Brussel (1 week), daarna in Europees
Parlement in Straatsburg (1 week).
Het Europees Parlement stelt veranderingen voor (amendementen) en stuurt dan
alles weer naar de Europese Commissie terug. Dit noemt men de ‘eerste lezing’.
3
De Europese Commissie stuurt het voorstel naar de Raad van Ministers. Deze
Raad kan het voorstel, met alle amendementen van het Parlement, goedkeuren.
Dan is het aangenomen.
Maar de Raad kan het voorstel ook nog wijzigen. Dan gaat het weer terug naar
de Commissie van het Europees Parlement.
4
De Commissie van het Europees Parlement doet weer aanbevelingen aan het
Europees Parlement. Met een volstrekte meerderheid kan het Parlement weer:
goedkeuren, verwerpen of amenderen (‘tweede lezing’).
5
De Commissie houdt rekening met de amendementen van het Parlement en legt de
Raad van Ministers een gewijzigd vorstel voor. De Raad kan het voorstel met
gekwalificeerde meerderheid aannemen; het voorstel wijzigen kan nu alleen nog
bij unanimiteit.
6
Als het Parlement en de Raad van ministers het niet eens zijn, komt binnen 6
weken een bemiddelingscomité bij elkaar. Daarin wordt geprobeerd te
bemiddelen tussen Parlement en Raad.
7
In de meeste gevallen komen Parlement en Raad van Ministers tot een akkoord in
de vorm van een gemeenschappelijke ontwerptekst.
8
In de ‘derde lezing’ dient het Europees Parlement dit akkoord (zie 7) te
bevestigen. Als het Europees Parlement dan toch nog ‘niet akkoord’ geeft
(wat zeer zelden gebeurt), dan moet de Europese Commissie met een geheel nieuw
voorstel komen. Dat moet de Commissie ook als de bemiddeling geen oplossing
brengt (zie punt 6).
[terug]
De Grondwet
Om o.a de bevoegdheden van Europees
Parlement nog beter te regelen is destijds een GRONDWET voor heel
Europa voorgesteld.
In die grondwet staat dat:
- het Europees Parlement over meer zaken mag
meebeslissen;
- de Europese Unie een vaste voorzitter
krijgt die voor 2 ½ jaar wordt gekozen (dus niet elk half jaar een
andere voorzitter);
- het stemmen in de Europese Raad veranderd
wordt. Hierdoor kan niet bijvoorbeeld maar 1 land een heel besluit tegen
houden;
- het Europees Parlement over de hele
Europese begroting mag meepraten, ook over de landbouwgelden. Dat is
belangrijk, omdat een flink deel van de Europese begroting naar landbouw
gaat.
Die nieuwe grondwet kan er pas komen als alle
landen daarmee instemmen. Alle regeringen moeten de grondwet ondertekenen en
dat kan pas als alle Parlementen het verdrag goedkeuren. In een aantal landen
gebeurt dat pas als het volk ja of nee heeft gezegd. Ze houden daarvoor een
referendum over de grondwet. In Frankrijk en Nederland heeft het volk nee
gezegd.
[terug]
EUROPESE LANDEN DIE DE EURO ALS MUNTEENHEID HEBBEN (20 – stand 2015)
(Was DING FLOF BIPS Is nu: SMS FF BONDIGE CLIPS)
Slovenië, Malta, Slowakije, Frankrijk, Finland, België,
Oostenrijk, Nederland, Duitsland, Ierland, Griekenland, Estland,
Cyprus, Luxemburg, Italië, Portugal, Spanje, Letland, Estland,
Litouwen.
LANDEN DIE LID ZIJN VAN
DE EUROPESE UNIE (28 – stand 2015)
(1952: EKSG): België, Duitsland, Luxemburg, Frankrijk, Italië,
Nederland
(1967): Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken, Griekenland, Spanje,
Portugal, Oostenrijk, Zweden, Finland
((2004): Tjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen,
Slowakije, Slovenië, Malta, Cyprus
(2007): Roemenië, Bulgarije (2013): Kroatië
LANDEN DIE TOT EUROPA
GEREKEND (kunnen) WORDEN (59 – stand 2011)
Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidjan, België,
Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland,
Estland, Faroër, Finland, Frankrijk, Georgië, Gibraltar,
Griekenland, Groenland, Guernsey, Hongarije, Ijsland, Ierland, Isle of
Man, Italië, Jersey, Kosovo, Kazachstan, Kroatië, Letland,
Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Malta, Moldavië,
Monaco, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk,
Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, San Marino, Servië, Slovenië,
Slowakije, Spanje, Spitsbergen-Jan Mayen, Tsjechië , Turkije,
Vaticaanstad, Verenigd Koninkrijk, Wit-Rusland, Zweden, Zwitserland,
Ålandseilanden. |
Terug naar
overzicht