OP
REIS DOOR HET HEELAL
De naaste buur van de aarde is de maan. In ruim 29 ½ dag draait ze haar
rondjes om de aarde. Het binnenste van de aarde is voortdurend in beweging.
Soms schuiven aardkorstplaten over en tegen elkaar en ontstaat er een
aardbeving. Soms stroomt vloeibaar gesteente of kokend heet water uit vulkanen
naar buiten. Ook het water van de zee is voortdurend in beweging door de
aantrekkingskracht van de maan en de zon. De zon is een grote bol met
gloeiende gassen die onze aarde verlicht en verwarmt.
De zon is het middelpunt van ons zonnestelsel. Behalve de aarde draaien nog
acht andere planeten hun rondje om de zon: Mars, Venus, Jupiter, Mercurius,
Neptunus, Saturnus, Uranus en Pluto (dwergplaneet). Ons zonnestelsel is weer
een onderdeel van een groter geheel: de Melkweg. De Melkweg is weer onderdeel
van een nog groter geheel: het Heelal of de Ruimte.
Hoe het heelal precies is ontstaan, hoe oud en hoe groot het is en of het nog
steeds groeit, weet niemand precies.
MAAN
Op de maan is geen lucht en geen water.
Je kunt er dus geen adem halen en ook niet zwemmen. Lopen en springen op de
maan is gemakkelijker dan op de aarde. Het gewicht wordt op de aarde 6x harder
aangetrokken dan op de maan. Dit betekent dat je met eenzelfde sprong als op
de aarde, op de maan 6x zo hoog springt. Dat heeft allemaal te maken met de aantrekkingskracht
van de maan.
Op de maan schijnt overdag de zon en is het heel warm, wel 120 graden. ’s
Nachts wordt het heel koud: wel 150 graden onder nul. De maan is bedekt met
een laag stof en stenen (regoliet). Als je met een verrekijker of door een
telescoop naar de maan kijkt, zie je dat het landschap van de maan vol zit met
pukkels. Als je goed kijkt, zie je allerlei lichte en donkere vlekken, net
zoals je die ziet wanneer we vanuit de ruimte naar de aarde kijken. Die
donkere vlekken noemen we zeeën. Geen waterplassen, want water is er
niet op de maan. Vroeger dachten we dat de tamelijke vlakke delen op de maan
zeeën waren, maar nu blijken het vlakten te zijn, omringd door bergen die
indertijd volgelopen zijn met vloeibare lava. In de maanzeeën zitten allerlei
kloven en kanalen. Verder zijn er op de maan ook bergen en grote ronde gaten: kraters
genaamd. Die kraters ontstonden doordat grote stenen uit de ruimte op het
maanoppervlak te pletter sloegen en de maanbodem eromheen omhoog drukten.
[terug]
SCHIJNGESTALTEN
VAN DE MAAN
De maan staat ongeveer 385.000
kilometer van de aarde af. En in 29 ½ dag draait ze haar rondje om de aarde.
We zien de maan vanaf de aarde niet altijd hetzelfde. Waarom dat zo is, hangt
samen met de plaats waar de maan staat ten opzichte van de zon. We kunnen
alleen dát gedeelte van de maan zien wat de zon beschijnt.
Als de zon de maan van achteren beschijnt, zien we de maan niet. Het is dan nieuwe
maan. Een week later is de maan gegroeid en zien we een ‘halve maan’: eerste
kwartier. Na weer een week zien we de hele verlichte helft van de maan, en
zeggen we dat het volle maan is. De week daarna zien we geleidelijk aan
weer minder van de maan en komen we bij het laatste kwartier. En dan
begint alles weer opnieuw en wordt het weer nieuwe maan.
[terug]
AARDE
Als je op de maan zou staan, kun je
de aarde zien. Vroeger dachten we dat de aarde een platte schijf was. Maar
later ontdekten we dat dat niet zo was. We weten nu dat de aarde een grote bol
is die zijn rondjes om de zon draait.
De aarde is al heel oud. Hoe oud, weet niemand precies. Maar wel bijna 4 of 5
miljard jaar.
Het aardoppervlak bestaat uit land en water. Meer dan 70% van de oppervlakte
bestaat uit water: zeeën, oceanen, rivieren en ijs.
Om heel onze aarde zit een dunne laag lucht. In die lucht zit de zuurstof die
mensen, dieren en planten zo hard nodig hebben om te kunnen leven. Die dunne
laag noemen we de atmosfeer of de dampkring.
Stel dat je een heel diep gat zou kunnen graven naar het middelpunt van de
aarde, wat zou je dan zoal tegenkomen?
De buitenste laag van de aarde (de aardkorst) is wel 30 tot 50
kilometer dik. Ze bestaat uit zand en stenen: stollingsgesteenten (graniet,
basalt), afzettingsgesteenten of sedimenten (zandsteen, kalksteen), metamorfe
gesteenten (marmer). In deze steenlagen is van alles te vinden: metaalertsen,
goud, zilver, diamant, gas, olie, steenkool (fossiele brandstoffen). Het
middelpunt, de kern van de aarde is ontzettend heet, wel 4000 graden.
Hij bestaat uit twee delen: de binnenkern en de buitenkern. De binnenkant is
vast, de buitenkant bestaat uit een soort vloeibaar metaal.
[terug]
AARDBEVING
De korst van de aarde is niet één
geheel, maar bestaat uit verschillende platen. Die platen schuiven regelmatig
tegen en over elkaar heen. Bovendien kreukelt er een heleboel gesteente
omhoog. Zo ontstonden heel lang geleden de bergen.
Het schuiven van aardplaten geeft natuurlijk een heleboel gerommel en geweld:
een aardbeving. In ons land gebeurt dat vrijwel nooit op grote schaal.
Maar op andere plekken op aarde wel. Dan worden er huizen beschadigd of worden
zelfs hele gebouwen verwoest. Als de aardplaten onder de bodem van de oceaan
tegen elkaar schuiven, kan dat hele hoge vloedgolven veroorzaken: een tsunami.
[terug]
VULKAAN
Ook binnenin de aarde is het niet
stil. Het rommelt en pruttelt overal. Onder de aardkorst zit gloeiend heet,
gesmolten gesteente: magma. Als er ergens een zwakke plek of opening in
de aardkorst zit, dan knalt dat magma met een geweldige kracht naar buiten
(net zoals olie en gas). Dat gebeurt bij vulkanen: bergen met een
opening in de top. Magma dat naar buiten komt en weer stolt, noemen we lavagesteente.
Maar er stroomt niet alleen magma en lava uit de aarde. Soms komt er ook
warm water uit. Dat water heeft zich eerst verzameld in ondergrondse grotten.
Daar wordt het verhit door het hete, vloeibare gesteente. Water en stoom
worden kokend heet en ontsnappen door een nauwe buis naar buiten. Zo’n ‘watervulkaan’
heet een geiser.
[terug]
EB EN
VLOED
Ook het water op aarde is
voortdurend in beweging. Als je op het strand bent, komt het water van de zee
niet altijd even ver. Soms staat het dichtbij, soms staat het veraf. Twee keer
per dag is het eb, twee keer per dag is het vloed. Soms komt het
water zelfs héél ver op het strand. Hoe dat komt? Dat heeft met de maan en
de zon te maken!
Als je op aarde een sprongetje maakt, kom je altijd weer terug op de grond.
Dat komt, door de aantrekkingskracht van de aarde. Net zoals de aarde
iemand weer terugtrekt, trekt de maan het zeewater van de aarde aan. Waar het
zeewater het dichtst bij de maan staat, is de aantrekkingskracht het grootst
en is het vloed. Waar het zeewater het verst van de maan staat, is de
aantrekkingskracht het kleinst en is het eb. Zelfs de aantrekkingskracht van
de planeten hebben invloed op het water, dat daardoor de vloed nog hoger kan
worden.
Ook de zon heeft aantrekkingskracht op de aarde. De invloed van de zon op het
zeewater merken we het best als zon, aarde en maan op één lijn staan. De
aantrekkingskracht van de zon geeft het zeewater dan nog eens een extra
duwtje. We spreken dan van springtij. Natuurlijk blijven het land en de
bergen gewoon op zijn plaats liggen: daarvoor is de aantrekkingskracht van de
maan en de zon te klein.
[terug]
ZON
De zon is er niet altijd geweest.
Toch bestaat ze al vele miljarden jaren. Vijftien miljard jaar geleden vond er
een geweldige explosie plaats en ontstonden ruimte en tijd. De ruimte begon
uit te zetten in de tijd, daardoor koelde het heelal af en na een half miljard
jaar begonnen de elementen zich te vormen. Waterstofwolken vormden de kernen
voor de nieuwe sterren en zo is ook 5 miljard jaar geleden onze zon ontstaan.
De zon is een grote waterstofbom. Waterstof verbrandt tot helium en daarbij
komt een grote hoeveelheid energie vrij. Binnen in de zon – de kern van de
zon – is het 15.000.000 (15 miljoen) graden Celsius. Dat licht doet er ruim
één miljoen jaar over om van het binnenste van de zon naar de buitenkant te
komen. Aan de buitenkant (het oppervlak) is de zon 6000 graden heet!
De zon staat 150 miljoen (150.000.000 km) kilometer van onze aarde vandaan.
Toch doet het licht en de straling van de zon er maar 8½ minuut over om naar
de aarde te komen.
Het zal nog zeker vijf miljard jaar duren, voordat het licht en de warmte van
de zon ophouden. Voorlopig hoeven we ons dus geen zorgen te maken over het
licht en de warmte van de zon. De zon zal nog heel lang de motor van de aarde
kunnen zijn.
[terug]
STERREN
EN PLANETEN
Al heel lang weten we dat de aarde
in 1 jaar tijd een rondje om de zon draait. Maar behalve de aarde
draaien er nog 8 andere "bollen" om de zon. Mars, Venus, Jupiter,
Mercurius, Neptunus, Saturnus, Uranus en Pluto. Deze "bollen" noemen
we planeten.
Mercurius staat het dichtst bij de zon, dan volgt Venus, (de aarde), Mars,
Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en tenslotte Pluto. Pluto staat het verst
van de zon. Pluto is de kleinste planeet; de grootste is Jupiter.
Sommige planeten hebben, net als de aarde, een of meer manen. Jupiter heeft
bijvoorbeeld wel 16 manen, terwijl Mars er maar 2 heeft.
We weten al best veel over deze planeten, maar nog lang niet alles. Sommige
staan zóver van ons vandaan, dat het vele jaren reizen met een raket is om er
te komen.
[terug]
VENUS
Venus is de tweede planeet vanaf de
zon. Van de negen planeten om de zon is het de zesde in grootte, net iets
kleiner dan de aarde. Venus draait maar héél langzaam om zijn eigen as: 1
Venus-dag = 243 aardse dagen. Er hangen kilometers dikke wolken om de
planeet. Het is er heel warm: bijna 500 graden (lood zal er smelten) en
bovendien waait het er erg hard, windsnelheden tot wel zo’n 350 kilometer
per uur. Waarschijnlijk is er vroeger veel water op Venus geweest, maar al dat
water is nu opgedroogd.
Manen heeft Venus niet. De planeet zelf kun je dikwijls heel goed zien als een
heldere ster ’s avonds of ’s morgens. Venus wordt dan ook wel eens de
"morgenster" of de "avondster" genoemd.
[terug]
MARS
Mars is de vierde planeet vanaf de
zon . Van de negen planeten om de zon is het de zevende in grootte. Mars
noemen we ook wel eens de "rode planeet": als je er naar kijkt, zie
je inderdaad dat deze planeet een rode gloed uitstraalt. Mars lijkt een klein
beetje op onze aarde. Hij doet er iets meer dan 24 uur over om om zijn eigen
as te draaien en bovendien staat hij een beetje schuin. Door deze schuinstand
zijn er op Mars net als op onze aarde seizoenen. Om Mars zit een hele dunne
dampkring. We weten dat de poolkappen bedekt zijn met een laagje ijs en
sneeuw. Heel misschien is er leven op Mars te vinden, maar tot nu toe is dat
nog niet gevonden.
[terug]
MELKWEG
Alle planeten draaien allemaal
verschillende rondjes om de zon. De zon is voor al deze planeten dus het
middelpunt. Anders gezegd: de zon en deze negen planeten horen bij elkaar en
vormen ons zonnestelsel.
Als je ’s avonds naar boven kijkt, dan zie je héél veel lichtpuntjes:
sterren. Al die sterren zijn eigenlijk allemaal andere zonnestelsels. Onze zon
is dus weer een onderdeel van een groter geheel, van een sterrenstelsel. Dat
grote geheel heet de melkweg. Die Melkweg moet je je voorstellen als
een "platte", draaiende, borrelende en kolkende schijf waarin
miljarden sterren hun plek hebben. Ons zonnestelsel ligt ergens in een uithoek
van die Melkweg . Omdat onze zon met zijn planeten ergens aan de rand staat,
zien we de andere sterren als een soort "band" bij elkaar staan: de
Melkweg.
[terug]
STERRENSTELSELS
De Melkweg is óók weer een
onderdeel van een nóg groter geheel. Behalve de Melkweg zijn er namelijk nog
vele andere sterrenstelsels: enorme gas- en stofwolken, waarin steeds weer
nieuwe zonnen en sterren ontstaan. Net zoals onze zon ooit ontstaan is. De
"naaste buur" van de Melkweg is de Andromedanevel. Maar daar
kunnen we niet "even" naar toe, want de afstand bedraagt ongeveer 19
biljoen kilometer (19 met 12 nullen) (= 2,2 miljoen lichtjaar).Omdat we
tegenwoordig over steeds modernere instrumenten beschikken, ontdekken
sterrenkundigen steeds weer nieuwe sterren en sterrenstelsels. In een sterrenwacht
kijken ze voortdurend met een radiotelescoop de ruimte in. Precies weet
niemand het, maar deze deskundigen denken dat het aantal sterrenstelsels 10
miljard maal 100 miljard is. Dat is een 1 met 21 nullen
(1.000.000.000.000.000.000.000)!
[terug]
STERRENBEELDEN
Heel vroeger keken de mensen vaak
naar de sterren. Ze zagen in de verschillende groepjes sterren vormen van
dieren. Daarom gaven zij die groepjes sterren ook de namen van deze dieren:
bijvoorbeeld leeuw, stier, schorpioen, vissen, kreeft. Zo kregen de eerste
sterrenbeelden hun naam. Het sterrenbeeld Grote Beer is wel het bekendste
sterrenbeeld aan de hemel. De Grote Beer kun je zowel in de zomer als in de
winter altijd zien. Het sterrenbeeld Grote Beer bestaat uit zeven heldere
sterren. Ze hebben de vorm van een steelpannetje. De pan is dan een stuk van
het lichaam van de beer. De steel is zijn staart. In het voorjaar vind je de
Grote Beer bijna recht boven je hoofd aan de hemel. In het najaar kun je het
laag in het noorden vinden.
[terug]
OERKNAL
Al die miljarden sterrenstelsels en
honderden miljarden sterren bij elkaar noemen we het heelal of de ruimte.
Over het heelal of de ruimte zijn nog heel veel vragen waarop we het antwoord
niet weten.
Vragen bijvoorbeeld over het ontstaan en de leeftijd van het heelal. Hoe het
allemaal precies begonnen is, weet eigenlijk niemand. De meeste geleerden
denken dat het heelal bijna 15 miljard jaar geleden is ontstaan door een
enorme knal: de oerknal. Tijdens die oerknal ontstonden ruimte en tijd.
Ook over de grootte van het heelal bestaan nog veel vragen. Vragen
bijvoorbeeld of het heelal nog steeds groter wordt. Of vragen over het einde
van het heelal. Want als er een grens is aan het heelal, wat ligt er dan
achter? En als er geen grens is, gaat het heelal dan altijd maar door? En
alsof de antwoorden op deze vragen al niet moeilijk genoeg zijn, zijn er nog
veel meer vragen: zal het heelal ooit ophouden te bestaan? Want als er een
begin is, moet er toch ook een einde zijn? Vreemd, dat er iets is zonder
einde. Want omdat onze aarde rond is, kun je zover reizen als je wilt, maar je
komt altijd weer op hetzelfde punt terug. Maar als je door het heelal gaat
reizen, kun je altijd maar doorgaan: er komt geen einde aan de reis!
[terug]
RUIMTEREIZEN
Mensen hebben duizenden jaren nodig
gehad om de hele wereld te ontdekken. Eerst te voet, daarna te paard of een
ezel, met de fiets, auto’s, vliegtuigen, schepen. Omdat de wegen steeds
beter werden en de vervoermiddelen steeds sneller, kunnen we tegenwoordig heel
snel naar iedere plek op aarde reizen. Door de sterrenkunde ontdekten de
mensen dat de aarde een bol is en om de zon draait. Door deze kennis en kunde
hebben Nederlanders vroeger een grote rol gespeeld in de zeevaart: met behulp
van de stand van de sterren konden zij namelijk berekenen waar ze zich ergens
op de oceaan bevonden.
Maar mensen wilden verder dan de aarde. Ze wilden ontdekken wat er nog meer is
dan alleen de aarde. Daarom werden raketten gebouwd waarmee de ruimte om de
aarde kon worden verkend.
Lang geleden hebben er mensen op de maan rondgelopen. Op 20 juli 1969 landde
er een ruimtevaartuig op de maan. In de maanlander zaten twee
astronauten: Neil Armstrong en Edwin Aldrin. Ze waren de eerste mensen die een
wandeling op het maanoppervlak maakten.Ze plaatsten er allerlei instrumenten
voor onderzoek en ze namen maanstof en maansteen mee terug naar de aarde.
Later maakten nog meer astronauten een maanwandeling en reden ze er zelfs met
een karretje rond. Dankzij die maanlandingen zijn we inmiddels heel wat meer
over de maan te weten gekomen.
Aanvankelijk landden astronauten die terugkwamen van een ruimtereis in een
kleine cabine op land (Rusland) of op zee (Amerika). Tegenwoordig gaan astronauten
met een space shuttle naar een ruimtestation, en komen daarin ook weer terug.
Een space shuttle is een groot vliegtuig, dat op de "rug" van een
raket de ruimte in wordt gebracht. In het ruimtestation doen de astronauten
allerlei onderzoeken en repareren ze soms ook satellieten die kapot zijn
gegaan.
Om meer te weten te komen over het heelal, hebben we ook ruimtevaartuigen naar
andere planeten gestuurd. Niet met mensen erin, want de afstand naar die
andere planeten is zo groot, dat de ruimtevaartuigen daar vele jaren naar
onderweg zijn. Een ruimtevaartuig dat bijvoorbeeld naar Mars wordt gestuurd,
doet daar bijna een jaar over om er te komen. En reizen naar andere planeten,
die allemaal verder weg staan, duren natuurlijk nog veel langer. En zo lang
kunnen mensen niet in een ruimtevaartuig blijven. Daarom worden deze
ruimtevaartuigen vanaf de aarde bestuurd. Door foto’s te maken en allerlei
onderzoek te doen, zijn we inmiddels al heel wat meer over al deze planeten te
weten gekomen.
[terug]
KOMETEN
EN METEORIETEN
Behalve sterren, zonnen en planeten
zwerven er nog andere voorwerpen door de ruimte, zoals kometen en meteorieten.
Een komeet kun je vergelijken met een grote, vuile sneeuwbal die door
de ruimte vliegt. Ze zijn meest afkomstig uit de verste uithoeken van ons
zonnestelsel. Wanneer zo’n vuile sneeuwbal ons zonnestel binnenvliegt en
dichterbij de zon komt, begint hij op te warmen en smelt het ijs. Daardoor
ontstaat er rond deze vuile sneeuwbal een wol van waterdamp met een diameter
van 100.000 kilometer. Deze bol reflecteert het zonlicht en daardoor kunnen we
hem al zien aankomen. Dichterbij de zon drukt de straling van de zon deze bol
in de vorm van een lange staart, die wel miljoenen kilometers lang kan worden.
Een van de bekendste kometen is Halley, die in 1986 heel goed te zien was.
Omdat het rondje van de komeet Halley 76 jaar duurt, is hij voor het eerst pas
weer te zien in het jaar 2061.
Andere zwervers in het heelal zijn meteoren. Een meteoor is een heldere
lichtflits aan de hemel. We noemen die ook wel een vallende ster. De
lichtflits ontstaat als kleine brokjes steen (meteorieten) in de dampkring van
de aarde vallen. Als het niet bewolkt is, kun je er met een beetje geluk
altijd wel een zien. De meeste brokstukken komen in zee terecht, maar heel
soms vallen ze op land en veroorzaken ze een grote of kleine krater.
[terug]
LICHTJAAR
Als je met de auto, trein of fiets
ergens naar toe rijdt, meten we de afstand in kilometers. Bijvoorbeeld: de
afstand tussen Amsterdam en Utrecht is 40 kilometer. Maar de afstanden naar de
planeten en sterren zijn zó groot, dat je dat moeilijk in kilometers kunt
uitdrukken. Daarom meten we die afstanden in lichtjaren. Een lichtjaar
is de afstand die het licht in één jaar aflegt.
Het licht gaat met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde. In 1 minuut
legt het licht dus 60 x 300.000 kilometer af = 18 miljoen kilometer. In 1 uur
is dat 60 x 18 miljoen kilometer = ongeveer 26.000 miljoen kilometer = 26
miljard kilometer. Per jaar legt het licht 365 x 26 miljard = 9500 miljard
kilometer af. Ofwel: 9,5 biljoen kilometer. Dat is 95 met 11 nullen!
De diameter van de platte schijf van de Melkweg is ongeveer 100.000
lichtjaren, (maar de dikte is slechts 30 lichtjaren). Dat is dus 95 met 16
nullen = 950.000.000.000.000.000 kilometer....
[terug]
ZONS-
EN MAANVERDUISTERING
Soms staan zon, maan en aarde
precies op één lijn. En dan gebeurt er iets bijzonders.
Als de maan (M) precies tussen de zon (Z) en de aarde (A) staat, houdt de maan het
zonlicht dat op de aarde moet vallen tegen en valt er een schaduw op een
gedeelte van de aarde. Op die plekken op aarde zie je de zon dan even niet
meer. We zeggen dan dat er een zonsverduistering is. Hoe dat gaat?
Zodra de maan voor de zon schuift, zie je eerst een klein zwart deukje in de
zon. Het deukje dat de maan maakt wordt groter en groter, totdat de maan
helemaal voor de zon is gaan staan. Op aarde is het inmiddels donker geworden.
Na een tijdje is de maan weer een beetje opgeschoven en komt de zon langzaam
opnieuw tevoorschijn. Het wordt lichter en het zonlicht kan weer op de aarde
komen. Totale zonsverduisteringen komen niet zo vaak voor. En bovendien kun je
zo’n zonsverduistering lang niet overal op aarde zien. Je moet dus precies
op de goede plek zijn en bovendien mogen er geen wolken zijn.
Wanneer de aarde (A) precies tussen de zon (Z) en de maan (M) staat, houdt de aarde het
zonlicht dat op de maan moet vallen tegen en bedekt de schaduw van de aarde de
maan. We zeggen dan dat er een maansverduistering is. Een
maansverduistering komt alleen tijdens volle maan voor, wanneer de maan het
licht van de zon naar de aarde terug straalt. En om het misschien nog
ingewikkelder te maken: wanneer wij op de aarde een maansverduistering zien,
doet zich op de maan een zonsverduistering voor. Want de aarde staat dan
immers vóór de zon! De aarde staat dus als het ware in de weg en de maan kan
het licht van de zon niet opvangen.
[terug]
Terug naar
overzicht