Ergens komt een kind vandaan,
van ver, van buiten, zonder naam.
Het is nog niemand, spreekt geen woord,
heeft van de dood nog niet gehoord,
het huilt nog van geboortepijn
en weet niet wie het ooit zal zijn.
Dan roepen mensen: jij, jij, jij,
woon hier bij ons, woon hier bij mij.
De wereld wordt een huis voor jou
en liefde maakt een mens van jou.
Dan geven wij elkaar een naam:
iemand, niemand, kind van mensen, ben jij voortaan.
LEZING
Een mensenleven is zo wonderlijk, zo onbegrijpelijk
Jaar in jaar uit, dag in, dag uit, beweeg je jezelf tussen de mensen en de
dingen.
Sommige dagen schijnt de zon en je weet niet waarom.
Je bent tevreden.
Je ziet de mooie en de goede kanten van het leven.
Je lacht, je dankt, je danst.
Je werk gaat vlot.
Iedereen is vriendelijk tegen je, je weet niet waarom.
Misschien heb je goed geslapen,
misschien heb je een goede vriend gevonden en voel je je geborgen.
Je zou de tijd van vrede en diepe vreugde willen laten voortduren.
Maar ineens verandert alles weer.
Het is alsof een te hevige zon de wolken aantrekt.
Er komt een soort droefheid over je, die je niet kunt verklaren.
Je ziet alles weer zwart.
Je denkt dat anderen niets meer van je moeten hebben.
Je zoekt in een kleinigheid een reden om te klagen, te kankeren, jaloers te
zijn en verwijten te maken.
Je denkt dat dit zo zal voortgaan, dat deze stemming niet zal wijken.
En je weet niet waarom.
Misschien ben je moe; je weet het niet.
Waarom moet het zo zijn?
Omdat de mens een stuk natuur is, met lentedagen en herfstdagen,
met de warmte van de zomer en de kou van de winter.
Omdat de mens het ritme van de zee volgt: eb en vloed.
Omdat ons bestaan een voortdurende repetitie is van ‘leven’ en ‘sterven’.
Als je dit begrijpt, kun je vol moed en vertrouwen verder.
Want dan weet je dat na elke nacht weer een nieuwe morgen komt.
Als je dit aanvaarden kunt, zul je door dit regelmatig ‘op’ en ‘neer’
steeds dieper en vreugdevoller gaan leven.
GEDICHT
<Naam kind>, een kind van mensen ben je,
maar je weet nog van niets;
van nergens kom je en toch ben je zo oud als de wereld,
zo oud als je geboortegrond,
zo oud als ons lief en leed:
je bent er immers een van ons,
en wij zijn jouw wereld,
jouw geboortegrond.
Wij worden vroeg of laat
jouw lief en leed.
Je ogen, je neus en je mond verraden je:
je wordt een mens als wij, wie weet, misschien wel beter.
Straks grijp je iemand vast,
je trekt je op en staat op eigen benen.
Dan kun je niet meer terug,
dan moet je leven;
dan moet je vragen, je licht opsteken bij anderen,
wie weet bij God.
Er komen mensen op je af, vrienden te over.
Bij hen mag je zijn zoals je bent,
Mag je zeggen hoe je heet: <naam kind>.
Eens geboren om voorgoed te leven.
Spreek je naam maar uit,
je mag er zijn, je doet voor niemand onder.
Met vlag en wimpel word je groot.
Jij wel!
LEZING
(Parkeren in de zon, uit Menslief ik hou van je)
Ik loop echt niet zo lang rond op deze wereld. Ik krijg tussen de
eeuwigheid voor m’n geboorte en de eeuwigheid na m’n dood heel even tijd
om te parkeren op onze kleine planeet! Ik heb m’n parkeermeter. De wijzer
kan ik niet terugzetten of verder laten lopen door er wat geld in te steken.
Mijn verblijf hier is op onverbiddelijke wijze beperkt. Er is geen enkele
instantie die hier iets voor me kan doen. Mijn leven is als mijn handtekening
in zeezand: een kleine wind en alles is verdwenen. Wat nu?
Ik zou zeggen: zeker niet treuren. Maar proberen mijn leven te parkeren in de
zon, en niet in een wespennest van allerhande ruzies, zenuwslopende zorgen en
problemen. Mooie dagen maken. Enthousiast zijn over het licht, over de liefde,
over de goede mensen en dingen. Vriendelijk en hartelijk zijn voor de oude man
die weet dat zijn parkeertijd om is, voor de zieke, de gehandicapte, de
misdeelde, de ontgoochelde, de bedrogene en de vele ongelukkigen die geen
plaats meer vonden in de zon. Mooie dagen maken voor hen en voor alle mensen
om me heen. Meer hoef ik eigenlijk niet te doen om zelf gelukkig te zijn.
Parkeren in de zon en de parkeermeter laten lopen!
GEBED
Laten wij bidden: Heer onze God,
steeds zijn wij mensen onderweg.
Op weg van klein naar groot,
van jong naar oud,
van donker naar licht.
En U, God, trekt met ons mee.
Want zo doet U dat met mensen,
zo is uw belofte,
die zo oud is als de mens.
Dankbaar en gelukkig om <naam kind>,
die in ons midden geboren werd, vragen wij:
Wees in ons midden aanwezig,
trek met ons op,
Wees, zoals voor Israël, uw volk,
een vuur, dat licht geeft in het donker van de woestijn.
Wees de zon, die warmte geeft en leven doet rijpen.
Wees voor ons als water, bron van leven.
Dat u God-met-ons bent, dat is ons gebed.
DOOP
Water is inderdaad een bron van leven. In water vond alles wat leeft zijn
ontstaan. Zonder water gaat alle leven dood. Waar water is, zet het leven zich
voort, generatie op generatie, almaar door.
Daarom is dit water waarin we <naam kind> willen dopen het teken van
eeuwig leven.
Met dit water doop ik jou, <naam kind>, in de naam van de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest.
Ik doop jou in naam van ons allen, de Kerk van Christus. Christus die verrezen
is en voortleeft onder ons, tot op de laatste dag.
BELOFTEN
<Naam kind>, je bent er een van ons. In ons midden mag je
opgroeien, mag je groot worden en gelukkig. Reken daarbij op ons, wij willen
heel dichtbij je staan. Bij ons kun je terecht met alles. Wij willen luisteren
naar jouw vragen, wij willen het altijd voor je opnemen, overal en altijd. Als
je verdriet hebt, huil dan maar uit op onze schouders; als je blij bent, laat
ons dan jouw feestlied meezingen. Want gedeelde vreugde is dubbele vreugde en
gedeelde smart is halve smart. Wij willen voor jou een open oog zijn, een open
oor. We willen een en al hart zijn voor jou.
ZALVING MET ZOUT EN LICHT
In tekens, <naam kind>, willen wij onze zorg voor jou om jouw
leven tot uitdrukking brengen. We willen je zalven om jouw en onze band met
Christus tot uitdrukking te brengen. Wij tekenen jou met het kruis en spreken
daarbij uit:
<Naam kind>, wij zalven je met het teken van het kruis, het teken van de
levenskeuze van Christus. Leef Hem achterna, zijn God en Vader tegemoet, en
leef in vrede.
<Naam kind>, hier is dan het zout van het leven. Het beschermt e tegen
de laffe middelmaat; proef maar, je wordt er altijd beter van.
<Naam kind>, op hun trouwdag hebben jouw vader en moeder het licht van
Pasen laten branden, als teken van eeuwig leven. Vandaag willen we ook jou dat
licht schenken. Laat deze vlam, de weerschijn van Christus, het licht in jouw
leven zijn. Draag hem met je mee, waar je ook gaat. Jouw weg zal hij
verlichten en hopelijk ook die van veel anderen.
Mogen ontelbare mensen gelukkig zijn in deze kring van licht.
SLOTWOORD