GOD EN HET LIJDEN
Lucas 9, 28-24
Overweging Montfortparochie Tilburg, 21-22 juni 1986
"Wie zeggen de mensen dat ik ben?" Zoiets vraag je, wanneer je het gevoel hebt niet begrepen te
worden. Wanneer je vermoedt, dat mensen je bedoelingen niet door hebben. Wanneer ze aan de
buitenkant blijven steken: ze bewonderen je wel, maar schijnen niet te snappen waarom je doet zoals
je doet.
Een opmerkelijke vraag dus, die Jezus aan zijn leerlingen stelt, als dezen naar Hem toekomen
wanneer Hij alleen aan het bidden is. "Wie zeggen de mensen dat ik ben? Wat zeggen ze over mij?"
En de leerlingen antwoorden hem positief, ze zoeken het in de goede richting: "Sommigen zeggen
Elia", "anderen Johannes de Doper". In Jezus ontdekken mensen voorvechters en pleitbezorgers van
het verbond tussen God en zijn volk. Mannen en vrouwen die meestal geen blad voor de mond nemen
en wier woorden vaak niet in dank werden afgenomen. En die soms hun optreden met de dood
moesten bekopen, zoals Johannes die op gruwelijke wijze door koning Herodes werd vermoord. Met
de herinnering aan deze oude profeten wordt Jezus in een eeuwenoude traditie geplaatst van mannen
en vrouwen die getuigden van de trouw aan Jahweh God aan zijn volk en die de hoop op een nieuwe
toekomst weer deden herleven.
Maar dan vraagt Jezus verder: "Maar jullie, leerlingen van mij, wie zeggen jullie dat ik ben?" Een heel
persoonlijke vraag: hoe denken jullie eigenlijk over mij? Wat vind je mij eer voor een? De leerlingen
zullen nu uit eigen ervaring een antwoord moeten geven, hem een indruk moeten geven van zijn
persoon, van zijn doen en laten. En het is Petrus die als eerste op de man af durft te antwoorden: Jij
bent de Gezalfde Gods, de Christus, de Messias, de Verlosser. En merkwaardigerwijze volgt op dit
antwoord van Petrus geen uitspraak dat hij het juiste antwoord heeft gegeven. Integendeel: Jezus
verbiedt de leerlingen heel uitdrukkelijk hierover met iemand te spreken.
Wanneer Petrus Jezus de Verlosser noemt, kan Hij niet anders dan iets zeggen over wat Hem te
wachten staat. Omwille van zijn trouw aan God zal Hij opbotsen tegen een muur van onbegrip. In zijn
gevecht om het leven voor iedereen leefbaar te maken zal Hij in conflict komen met de joodse leiders.
Het zal hem letterlijk de kop kosten: dat was de prijs die Hij voor zijn trouw moest betalen. Een ander
antwoord waarschijnlijk dan de leerlingen verwachtten, en dan zij menselijkerwijs konden bedenken.
Waarom toch, kun je je afvragen, waarom toch moest de Messias zo vreselijk aan zijn einde komen?
Waarom moest hij zo lijden? Want – zo blijkt uit het antwoord van Jezus – Verlosser-zijn heeft vooral
te maken met lijden en dood. Jezus ondergaat het lot dat veel profeten beschoren was: hij zal tot
zwijgen worden gebracht, monddood gemaakt.
Geen prettig vooruitzicht dus, geen gemakkelijke toekomst voor ieder, die in het voetspoor van Jezus
wil leven. Want "wie mijn volgeling wil zijn, zal zich moeten verloochenen en elke dag zijn kruis
opnemen." Je zult door een diep dal heen moeten. Volgen betekent: niet weglopen als het moeilijk
wordt, niet bang zijn voor lijden en dood.
De vraag van Jezus is een hele harde vraag. En zo gauw je een gemakkelijk antwoord geeft, word je
gewezen op ellende en verdriet. En zo'n gemakkelijk antwoord ligt zo snel voor de hand: want werd
Jezus niet door velen bejubeld als de grote wonderdoener, de grote genezer en tovenaar? Deze
wonderdaden wekken minstens de schijn dat ziekte, lijden en dood er niet mogen zijn. Waarom zou
Jezus anders blinden laten zien en lammen laten lopen? Wat ermee minstens duidelijk wordt gemaakt
is dat God het lijden en de ellende uiteindelijk niet wil. Dood en ondergang hebben uiteindelijk niet het
laatste woord.
Misschien is dit allemaal wel wat makkelijk gezegd. En misschien ook moeilijk te geloven, omdat we in
pijn en lijden zo vaak de afwezigheid van God ervaren. We weten met God geen raad als we
onschuldige mensen zien lijden. Mensen die letterlijk verteerd worden door psychische of lichamelijke
pijn. Stikken in verdriet omdat wat hen dierbaar was werd ontnomen. En uit pure onmacht hun geloof
in een rechtvaardige en trouwe God laten varen.
Immers: hoe kan er een God bestaan, als je al die ellende om je heen ziet? Hoe lang kun je nog in
een God geloven, terwijl honger en armoede twee derde van de wereldbevolking teisteren? Hoe kun
je beweren dat God goed is, wanneer je ziet hoe mensen het slachtoffer worden van oorlogen,
rassenhaat en milieurampen? Als Hij werkelijk God is, dan had Hij al dat lijden toch niet toegestaan en
veroorzaakt? Lijden is een ergernis die niet met God in verband te brengen is. De voortdurende
opeenhoping van lijden is velen een doorn in het oog, en verduistert telkens weer het zicht op God.
Toen een Amerikaanse rabbi hoorde dat zijn zoontje van drie jaar aan een ongeneeslijke ziekte leed,
stortte zijn wereld volkomen in elkaar. Hoe kon God zo almachtig zijn en goed tegelijk, dat hij mensen
zoiets kon aandoen. En hij kon niet langer geloven dat God mensen datgene geeft wat ze verdienen.
Twaalf jaar later, na het overlijden van zijn zoontje, schreef hij een boekje. Een heel persoonlijk
boekje, van iemand die ondanks alles gelooft in God en in de goedheid van de wereld. Hij schreef het
voor mensen die in hun leven klappen hebben gehad, maar desondanks willen blijven geloven in
Gods goedheid en rechtvaardigheid, maar daar moeite mee hebben.
Op het moment dat het kwaad ons overkomt, zegt deze rabbi, is het inderdaad zinloos. Maar wijzelf
kunnen er een zin aan geven, en het zo boven de zinloosheid uittillen. De juiste vraag om te stellen
luidt niet: waarom is mij dit overkomen? Maar: wat ga ik er aan doen, nu het mij is overkomen? De
eerste vraag richt zich alleen op het verleden, op het verdriet. De tweede vraag is op de toekomst
gericht, zet de deur naar een nieuw leven open.
Op deze wijze stel je God niet verantwoordelijk voor ziekten, ongelukken en rampen. God haat het
lijden, maar kan er geen eind aan maken: hier liggen de grenzen van zijn almacht. Omdat tragedies
niet Gods wil zijn, hoeven we ons niet gekwetst of verraden te voelen wanneer ze ons overkomen.
Wel kunnen we ons tot God wenden voor hulp om eroverheen te komen, juist omda we weten dat ook
Hij er verontwaardigd over is.
Wat kan God dan wél doen, als Hij het lijden niet tegen kan houden? Allereerst heeft hij een wereld
geschapen waarin het goede overheerst en die het ondanks alles waard is om in te leven. Vervolgens:
mensen worden door God geďnspireerd om te strijden tegen het lijden en om anderen bij te staan in
hun lijden. En tenslotte: God geeft mensen kracht om het lijden te doorstaan.
Een antwoord op het lijden in de zin van een 'verklaring' is niet te geven; wél is een antwoord mogelijk
in de zin van een reactie: de wereld vergeven dat ze niet volmaakt is., God vergeven dat Hij geen
betere wereld heeft geschapen, onze handen uit te strekken naar mensen rondom ons en ondanks
alles door te gaan met leven.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages