SCHRIFTLEZINGEN NIEUWE
TESTAMENT UITVAARTLITURGIE
UIT DE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS AAN DE KORINTIËRS
Je vraagt je af hoe zal de mens overleven, en wat je je daarbij voorstellen moet? Een
begrijpelijke vraag, maar toch… Met eigen ogen zie je dagelijks om je heen dat alles wat je
zaait en rust in de grond, door te sterven openbaart wat erin leeft. Want alle zaad kent zijn
eigen wasdom, zoals iedere boom zijn eigen vrucht. Zo is het ook met de mens.
Hulpbehoevend en teer, kwetsbaar en voor korte tijd, komt hij op de wereld. Als zaad is hij aan
de aarde gebonden, maar door te sterven wordt openbaar wat in hem verborgen ligt.
UIT DE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS AAN DE KORINTIËRS
Gij vraagt u af hoe de mens zal overleven – wat je daarbij jezelf voorstellen moet. Een
begrijpelijke vraag, maar toch…
Met eigen ogen zie je dagelijks om je heen dat alwat je zaait en wat rust in de grond, door te
sterven openbaart wat erin leeft. Uit wat je zaait – gras of graan – groeit iets heel anders dan
het zaad deed vermoeden. Uit gras groeit geen koren en uit koren geen gras. Want alle zaad
kent zijn eigen wasdom zoals iedere boom zijn eigen vrucht.
Zo is het ook met de mens. Minnetjes en teer, kwetsbaar en voor korte tijd, komt hij op de
wereld. Als zaad is hij aan de aarde gebonden. Maar door te sterven wordt openbaar wat
verborgen ligt in hem: het nieuwe leven – hemels, geheeld voorgoed.
UIT DE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS AAN DE KORINTIËRS
Vrienden, wij geven de moed niet op; wel gaan wij ten onder naar het uiterlijk gezien, maar
binnen in ons vernieuwt zich het leven van dag tot dag. Even, een ogenblik, worden wij gekweld,
maar dat bezorgt ons tenslotte volheid van geluk voor altijd. Wij moeten blijven zien naar het
onzichtbare: wat we zien gaat voorbij, wat we niet zien dat blijft. We weten toch ook: onze
aardse woning is als een tent; als die is neergehaald zet God voor ons een onderdak op dat
duurzaam is, een huis in de hemel, geen mensenwerk, maar iets dat nooit vergaat.
UIT DE BRIEF VAN PAULUS AAN DE ROMEINEN
Broeders en zusters, gij weet toch dat de doop waardoor wij één geworden zijn met Christus
Jezus, ons ook heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn we met Hem
begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden, juist zoals Christus die door de macht
van zijn Vader uit de doden is opgewekt. Welnu, als we één met Hem zijn geworden door het
beeld van zijn dood, dan moeten we Hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat
onze oude mens met Hem gekruisigd is. Daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde
gekomen, zodat we niet langer aan de zonde dienstbaar zijn. Wie immers is gestorven, is
rechtens vrij van de zonde, Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven we, dat we ook
met Hem zullen leven. Want wij weten, dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer
sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem.
UIT DE BRIEF VAN PAULUS AAN DE CHRISTENEN VAN TESSALONIKA
Broeders en zusters, wij zullen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen
zijn; gij moogt niet bedroefd zijn zoals de andere mensen die geen hoop hebben. Wij geloven
immers dat Jezus is gestorven en weer is opgestaan; evenzo zal God hen die in Jezus zijn
ontslapen levend met Hem meevoeren. En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer.
Troost elkander dan met deze woorden.
UIT HET EVANGELIE VAN JOHANNES
Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één
graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft verliest het,
maar wie zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwig leven. Wie mij dient moet mij volgen:
waar ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie mij dient zal door de Vader geëerd worden.
UIT HET EVANGELIE VAN JOHANNES
In die dagen zag ik, Johannes, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De eerste hemel en de
eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige stad, het
nieuwe Jeruzalem van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar
man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem, die riep van de troon: “Zie hier Gods
woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal
hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal er niet meer zijn.
Geen rouw, geen geween, geen smart zal er dan nog zijn, want al het oude is voorbij”.
En Hij die op de troon is gezeten, sprak: “Zie, Ik maak alles nieuw!”
UIT HET EVANGELIE VAN MARCUS
In die tijd zei Jezus tot het volk: het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land
bezaait: hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag en onderwijl ontkiemt het zaad en schiet op,
maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm,
dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel
in, want het is tijd voor de oogst.
UIT HET EVANGELIE VAN LUKAS
Jezus sprak tot zijn leerlingen: “Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult
eten en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Het leven is meer dan het voedsel en
het lichaam meer dan de kleding. Let eens op de raven: ze zaaien niet, ze maaien niet, ze
hebben geen voorraadkamer of schuur, maar God voedt ze. Hoeveel meer zijt gij dan de vogels!
Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen? Als
ge dus zelfs machteloos staat tegenover zoiets gerings, wat tobt ge dan over de rest? Let eens
op de bloemen, hoe ze groeien; zij spinnen noch weven. Toch zeg Ik u: zelfs Salomo in al zijn
pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldkruid, dat er vandaag nog staat en
morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Vraagt
dus ook niet, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en weest niet ongerust. Want dat alles
jagen de heidenen in de wereld na. Uw Vader weet wel, dat gij dat alles nodig hebt. Maar zoekt
dan Zijn Rijk, dan zullen die dingen u erbij gegeven worden.”