HOEVER
TE GAAN?
Een
stoet... op weg...
hoe lang al? hoe lang nog?
Moeten ze... of zouden ze uit eigen beweging gaan?
Welk van die paar gezichten zeggen iets over de gang die hier gedaan
wordt?
Wat zegt dat gezicht, die mens jou?
Ze zijn met
meerderen...
Zou het echt waar zijn, dat we onze weg niet alleen gaan, niet alleen
hoeven te gaan?
Wie gaan er naast mij en naast jou?
Er is een kind, hoog op de schouders.
Het kan verder kijken dan de grote mensen.
Heeft dat kind misschien al weet van het doel, war het om gaat?
Is er ook een kind in ons, dat verder kijken kan dan wij, die het
dragen, of dat verder kan dromen en verlangen dan wij?
Wat ziet het kind in ons, dat wij nog niet zien op onze weg?
Er is een vrouw, die het kind iets lijkt toe te roepen of te zingen.
Er is een man. Hij draagt het kind. Het lijkt of hij zingt.
Waarover zouden zij toch zingen?
Als er
reden is voor ons, om soms op ónze weg te zingen... wat voor lied is
dat?
Een lied van verlangen en hoop
of een lied van pijn en klacht...
Of is het vreugde die doorklinkt?
(Henk
Sechtenberger, in Verbum 1987/2, 36-37)
Terug
naar overzicht