DAT MOET HIJ ZIJN!
Lucas 24, 35 – 48
Overweging Montfortparochie Tilburg, 13-14 april 1991
Pas amper bekomen van die wonderlijke
ervaring op weg naar Emmaüs, waarover nog druk wordt nagekaart, worden de
leerlingen van Jezus opnieuw verrast door Zijn plotselinge aanwezigheid.
Tijdens het gesprek van de dag staat Jezus daar ineens in hun midden. En
in hun verbijstering en schrik menen ze op klaarlichte dag een geest, een
spook te zien. Twijfel en lichte paniek: dat kan toch niet de echte Jezus
van Nazaret zijn? Weliswaar hebben ze met hun hoofd beleden dat Jezus niet
langer dood is en dat hij is opgestaan, maar als Hij dan ook werkelijk
verschijnt, is het schrikken geblazen! Vanwaar toch die schrik? vraagt
Jezus. Ik ben het echt zelf! Kijk maar naar mijn handen en voeten, je kunt
de wonden van het kruis nog zien, raak me maar aan. Als ik een geest zou
zijn, dan zou ik toch geen vlees en beenderen hebben? Oppperste verbazing
onder de leerlingen: het kán niet waar zijn! En wanneer Jezus een stuk
geroosterde vis voor hun ogen opeet, - zoals hij dat vroeger ook gedaan
had - beseffen de leerlingen het pas goed: dat moét Hij zijn! Hij is het
écht!
Wat God tevoren had aangekondigd bij monde
van alle profeten: dat de Messias zou lijden en sterven, blijkt nu in
vervulling te zijn gegaan, waarheid te zijn geworden. Zoals de titel van
het lied dat we voor de evangelielezing zongen, "Boek, jij bent
geleefd": pas nu komt het boek, komen de letters van de Schriften,
net zoals Jezus zelf, voor de leerlingen tot leven.
"Niemand die de dood is
ingegaan", zo bidden we aanstonds in het tafelgebed, "keerde
ooit terug om ons van U te begroeten". Klare taal, die niemand zal
willen ontkennen. In dat opzicht is de leerlingen van Jezus ook niets
menselijks vreemd: slechts een schim of schaduw denken ze in hun midden te
hebben. Maar gaandeweg wordt het onwaarschijnlijke werkelijkheid: ze
herkennen Hem, en wel op een tastbare en zichtbare wijze.
Alle vier de evangelisten besluiten hun
verhaal over Jezus' lijden en dood met een of meerdere vertellingen over
Zijn verschijningen na Zijn verrijzenis. Deze verschijningsverhalen zijn
niet zomaar aanhangsels, die als een soort "happy-end" beschouwd
kunnen worden, een soort van “hiep-hiep-hoera-Hij-leeft-geloof". De
bijbel is geen sprookje, waarin de prinses uit haar diepe slaap wordt
gewekt en weer tot leven komt om verder nog een lang en gelukkig leven te
leiden met de prins van haar dromen. Geen magische slagzin dus, geen
zevende hemel. De verschijningsverhalen in de evangelies vormen één
geheel met het voorafgaande lijdensverhaal en laten de werkelijke
betekenis ervan zien. Immers: "Zo spraken de Schriften over het
lijden en sterven van de Messias en over zijn verrijzenis op de derde
dag".
Onder de christengemeente van Jeruzalem
moeten ongetwijfeld verhalen in omloop zijn geweest over verschijningen
van Jezus, kort na zijn dood, aan zijn leerlingen. Lucas heeft dit gegeven
onder andere uitgebouwd tot de novelle van de Emmaüsgangers in het
voorafgaand stuk evangelie, waar Jezus door de leerlingen werd herkend
door het breken van het brood. Voor niet-joodse lezers, - voor wie Lucas
schrijft - was de verrijzenis van Jezus een moeilijk te begrijpen
gebeurtenis. Daarom treedt Lucas ook zo in details: kijk naar mijn handen
en voeten, raak me maar aan. Details die ertoe dienen om aan te tonen dat
degene die aan de leerlingen verschijnt geen andere is dan de historische
Jezus van Nazaret, een mens van vlees en bloed. Verworpen, gekruisigd en
gedood. Het zwijgen opgelegd, verguisd en geliquideerd door de officiële
religieuze leiders van zijn volk. Daarom verschijnt Jezus niet als de
grote triomfator, de glorieuze overwinnaar van de dood, maar als de
gekruisigde uit Nazaret, die - over alle smaad heen die Hem is aangedaan -
zijn leerlingen de vrede wenst en hen oproept zich in te zetten voor de
verzoening tussen volkeren en culturen, kerken en godsdiensten.
Het is erg verleidelijk om de
evangelieverhalen over Jezus' leven - lijden - sterven - opstanding -
Hemelvaart en Pinksteren te zien als een getrouwe reportage van een aantal
historische gebeurtenissen die elkaar dag na dag, week na week opvolgden.
De verrijzenis- en verschijningsverhalen zoals ze door de vier
evangelisten zijn opgeschreven, hebben veel overeenkomsten, maar er zijn
ook verschillen, en op sommige punten spreken ze elkaar zelfs tegen.
Daarom loop je ook hopeloos vast als je deze paasverhalen wilt lezen als
een nauwkeurig verslag waarin precies beschreven staat hoe Jezus is
opgestaan en op welke wijze Hij aan de leerlingen is verschenen. De
verrijzenis van Jezus mag dan wel het hoogtepunt van de paasverhalen zijn,
en het kernpunt van ons christelijk geloof, maar het is zeker geen
eindpunt. Geloven heeft niet zozeer te maken met definitieve
verworvenheden, zekerheden, en vanzelfsprekendheid, maar met groeien, op
weg gaan, vallen en opstaan, waarbij je het soms niet meer ziet zitten en
de moed je in de schoenen zakt. Pijnlijk ongeloof en perioden van
twijfelend zoeken kunnen vaak net zo vruchtbaar zijn als een rots-vast
geloof. Met de leerlingen van Jezus bevinden wij ons in goed gezelschap.
Ook zij hebben hun angst en schrik moeten overwinnen, nadat ze Jezus op
het meest kritieke moment zelfs in de steek hadden gelaten. Het is hun
vergeven, en ze worden opgeroepen om "van dit alles te getuigen, te
beginnen in Jeruzalem". In hedendaagse bewoordingen: te beginnen in
je eigen omgeving, in je eigen midden. Zo wil God met ons op weg gaan,
meedwalen op de paden van het bos, als een mens die gewoon de weg met je
gaat.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages