EEN ANDERE WEG
Jesaja 60, 1-6 en Matteüs 2, 1-12
Overweging Montfortkerk Tilburg, 2-3 januari 1988
Aanstaande woensdag zien we ze weer: de kleurrijk uitgedoste groepen of eenlingen, in de ene
hand een lampion en in de andere een plastic tas, trekkend van deur naar deur. Vele jeugdige
koninkjes brengen hun liederen vloeiend en klaar ten gehore. Het “Driekoningen, Driekoningen,
geef mij een nieuwe hoed” lijkt wel de meest favoriete song. Thuis gekomen worden de tassen
geleegd en de snoeptrommels al naar gelang de gulheid van de gevers voor enkele weken of
dagen aangevuld.
2000 Jaar geleden. Drie wijzen uit het Oosten komen in Jeruzalem aan en vragen: “Waar is de
pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster gezien en zijn gekomen om Hem
hulde te brengen.” De wijsheid van de drie wijzen blijkt uit hun cadeaus. De eerste geeft goud,
waarmee bedoeld is: dit kind is koning en goud is het sieraad van koningen. De tweede geeft
wierook, dat wil zeggen: dit kind hoort bij God, want wierook stijgt op tot voor Zijn aangezicht.
De derde geeft mirre, waarmee ze willen zeggen: dit kind moet lijden. Mirre is gemaakt van een
soortgelijk kruid waarmee de overledenen vroeger gebalsemd werden.
Een heel verschil, dit verhaal van de evangelist en de traditionele Driekoningenzangertjes met
hun vraag om een nieuwe hoed. Toch is er meer overeenkomst tussen beide gebeurtenissen
dan op het eerst gezicht lijkt. Beiden, de wijzen uit het Oosten en onze zangertjes, komen
namelijk in beweging en stellen vragen: “waar is de pasgeboren koning” en “geef mij een
nieuwe hoed”. In beide gevallen is er sprake van cadeautjes: de wijzen brengen ze mee, de
zangertjes nemen ze mee. En tenslotte: de wijzen gaan de ster achterna, onze zangertjes
trekken rond met lichtgevende lampions, symbool van de lichtende ster.
Het feest van Driekoningen is al eeuwen erg populair. In de Romeinse catacomben komen de
wijzen uit het Oosten al voor op talloze muurschilderingen. Voor de mensen in de
Middeleeuwen sprak de aanbidding van de Wijzen erg tot de verbeelding, en er ontstonden dan
ook veel gebruiken die meestal te maken hadden met de midwinterfeesten. Deze feesten
gingen gepaard met veel smulpartijen: hieraan herinneren nog de oliebollen met krenten en de
Vlaamse koningskoeken, de cake met daarin een boon verstopt.
Helaas is door al deze volksreligieuze gebruiken de werkelijke betekenis van het feest van de
Openbaring des Heren nogal verduisterd geraakt. Waar gaat het eigenlijk om?
Koningen leggen de schatten der aarde en ook hun eigen kroon neer aan de voeten van een
kind. Het is haast niet te geloven en toch is het waar, tenminste als je door de barre realiteit van
het dagelijkse journaal heen kunt kijken naar wat er onder ligt: de roep om verandering, de
vervulling van een droom die werkelijkheid lijkt te zijn geworden.
Geen Herodes die zijn troon zal kunnen behouden. Creatieve en profetische mensen – de bred
lachende bisschop Tutu uit Zuid-Afrika en Winnie Mandela, de vermoorde bisschop Romero,
moeder Teresa die in de sloppenwijken in Calcutta werkt en met hen vele anderen – zij allen
kunnen de wrede tiran van het toneel doen verdwijnen. Ze zijn er zó vast van overtuigd dat de
verhoudingen zullen worden omgekeerd, dat er eens gerechtigheid zal heersen in de wereld.
Koningen aanbidden het Kind. Een kind van gewone, arme mensen, slachtoffer van barre
omstandigheden. Een kind, voor wie er geen plaats was om ter wereld te worden gebracht. Het
werd niet begroet met gebeier van klokken en gedreun van saluutschoten, zoals bij
koningskinderen. Het werd geboren ver van de machtscentra van cultuur en religie, zelfs niet in
de hoofdstad Jeruzalem, maar in een klein onbekend dorpje, Betlehem. Buiten, in een
armetierige en tochtende sta;l. In die zin kwam Jezus niet “van boven”. Als je wilt weten hoe
God komt, dan moet je niet naar boven kijken, naar de sterren, maar naar beneden. De wijzen
uit het Oosten hadden het goed begrepen: ze vonden hun heil niet bij de machtigen, bij de
welvaart, maar geknield aan de voeten van een kind.
Deze ontdekking en dze ontmaskering markeren de weg die wij hebben te gaan. Op zoek
blijven, niet rechttoe-rechtaan, maar langs de kronkelpaden van het leven. Een weg die ons
wordt gewezen door een kind, een timmermanszoon uit Nazaret. Een andere weg, zoals door
de drie Wijzen werd gegaan toen ze terugkeerden naar hun land.
Het licht van de ster wijst ons daarbij de richting: en zoals de koningen mogen we rekenen op
het oriëntatievermogen van de kamelen: op het eerste gezicht stomme en redeloze dieren. Maar
ze loodsen bange en onzekere mensen steeds veilig door de troosteloze en doodse
zandvlakten van de woestijn, en steeds weer brengen ze hen naar oasen van groen. Zo
kunnen de drie koningen met hun kamelen ons een lichtend voorbeeld zijn op onze weg door
het leven.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages