EEN ECHT OFFER
I Koningen 17, 10-16 en Marcus 12, 38-44
Overweging Montfortparochie Tilburg, 5-6 november 1988
Als je Mies Bouwman mocht geloven, vorige week donderdagavond, is het die 27e oktober een
historische dag geweest. Miljoenen gewone Nederlanders zaten aan de buis gekluisterd,
kijkend naar een kleine groep van bekende Nederlanders. Dit alles onder het onverwoestbare
motto: samen en oranje. En met als doel: 20 miljoen voor de Wereldspelen van de
gehandicapten in 1990.
Ministersvrouwen in showbizz-kostuum hadden een dansje ingestudeerd en toverden de namen
van enkele grote bedrijven uit de hoed. Alle goed voor een flink aantal sponsors, en zelfs
mevrouw Brinkman had er geen bezwaar tegen. Ria Lubbers wist zomaar een ton los te
peuteren van een financieringsmaatschappij die daarvoor – terecht – enkele reclameborden
wilde zien. De heer Van Lede nam welbespraakt zitting in een van de telefoonpanels om ijverig
de namen van sponsorbedrijven te noteren. Van Lede, die anders niet op de eerste rij zit
wanneer het gaat om het verplicht in dienst nemen van gehandicapten door bedrijven. En
tenslotte minister Ruding zelf, die nog eens plaats nam achter de lopende band van 1 van de 8.
Zonder blikken of blozen somde hij een groot aantal artikelen van ’s lands grootste kruidenier
op en werd daarvoor prompt beloond.
Daags daarna in bijna alle kranten bedankt Mies Bouwman al die bedrijven die van zich lieten
horen nog een nadrukkelijk.
Tussen alle dikke giften van het bedrijfsleven door werd ook melding gemaakt van enthousiaste
initiatieven van minder draagkrachtigen. Zoals een barkeeper die de winst van die avond
afstond, een kaartclub die gezamenlijk de oranje sponsorkaart invulde, en een vrouw uit een
bejaardenhuis die tien gulden schonk aan de actie.
Doorgaans hebben televisieprogramma’s en de bijbel weinig met elkaar gemeen; de EO
gemakshalve even buiten beschouwing gelaten. Toch was de marathon-actie van Mies
aanleiding om de schriftuitleg van vandaag mee te beginnnen. Want de schriftverhalen over de
arme weduwen houden ons een spiegel van de werkelijkheid voor: de weduwe die twee
penningen ter waarde van een cent in de offerkist werpt, terwijl menig rijke er veel meer in liet
vallen, en de weduwe die van haar allerlaatste meel eerst nog een broodje bakt voor Elia, de
profeet.
Elia, op reis naar Sarefat, een plaatsje tussen Tyrus en Sidon, in het hoge noorden van het
toenmalig Palestina. Er heerst hongersnood. Onderweg komt hij een weduwe tegen. Hij vraagt
haar wat te eten en te drinken. Maar ze heeft nog maar net voldoende olie en meel om voor
zichzelf en haar zoon eten klaar te maken. Toch bakt ze van haar laatste voorraad eerst een
brood voor de toevallige voorbijganger, die Elia is.
Zo ook de weduwe achter in de tempel. Jezus ziet jan en alleman geld in de offerkist gooien.
Veel rijken gooien er veel geld in. Een goede zaak, moet het tempelbestuur gedacht hebben,
want per slot van rekening komt het toch op het telbare saldo aan. En dan de weduwe: in een
tijd zonder levensverzekeringen en bijstandsuitkeringen gold zij als een van de armsten onder
de bevolking. Toch staat ze haar laatste centen af. Dit bescheiden gebaar staat in schril
contrast met de huichelarij van de rijken en de machtigen. De weduwe brengt een écht offer. Ze
geeft als het ware zichzelf, haar hele leven weg. “Ik verzeker jullie”, zegt Jezus, “die arme
weduwe gooide meer in de offerkist dan alle anderen. Want allen gooiden er iets in van hun
overvloed, maar zij gooide er van haar armoede alles in wat ze had.”
De profeet Elia beloont de weduwe rijkelijk: de pot met meel raakt niet meer leeg, de kruik met
olie niet meer uitgeput. Anders gezegd: wie doet als de weduwe, zal leven. In de ogen van God
zijn dit de echte offers: mensen die iets van hun leven prijsgeven ten bate van het leven van
anderen. En dan gaat het niet om de hoeveelheid van de gave; uiteindelijk gaat het om te doen
wat je kunt. En verderop zegt Jezus: “Wacht u voor de schriftgeleerden die graag in lange
gewaden rondlopen, die zich laten groeten op de markt, belust zijn op de voornaamste zetels in
de synagogen en op de ereplaatsen bij de maaltijden… terwijl ze voor de schijn lange gebeden
verrichten.” Harde woorden van Jezus, maar ze laten weinig aan duidelijkheid te wensen over.
Voor een goed verstaan ervan nog even terug naar het begin van de schriftuitleg. Er lijkt niets
op tegen dat sponsorbedrijven vragen om een tegenprestatie in de vorm van reclame. Want
alleen op deze manier kan worden voorkomen, dat gehandicaptensport in de sfeer van
liefdadigheid blijft steken. Voor wat hoort wat: dat lijkt me ook een gezonde bedrijfsvoering.
Toch blijf ik dan zitten met Jezus’ waarschuwing je te wachten voor de rijkaards, die zich graag
laten groeten en belust zijn op de voornaamste zetels en ereplaatsen… En tenslotte blijf ik
zitten met die bejaarde vrouw, die tien gulden schonk – slechts 1/9 van het gevraagde
sponsorbedrag. Maar gaf zij in verhouding niet oneindig veel meer dan de tonnen van de
multinationals? En zo zie je maar, dat bijbel en tv soms wel eens meer met elkaar te maken
hebben dan op het eerste gezicht lijkt.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages