EEN TEKST DIE TOT NADENKEN STEMT
Lucas 5, 1-11
Overweging Montfortparochie Tilburg, 5-6 februari 1983
Misschien kent u ze nog: de platen die vroeger op school werden gebruik om kleur en fleur te
geven aan het bijbelverhaal dat in de klas werd verteld. Veel wonderverhalen werden op deze
manier teruggebracht tot aanvaardbare afmetingen.
Jezus staat aan de oever van het meer van Gennesaret. De mensen dringen geweldig op om
toch maar geen woord van hem te missen. De belangstelling is zo groot, dat hij in een boot
moet stappen om verder te kunnen spreken. Maar hij laat het niet bij een toespraak: hij geeft
Simon Petrus een concrete opdracht: wegvaren en de netten uitgooien! Simon gehoorzaamt,
hoe dwaas hem de opdracht ook lijkt: vissen op klaarlichte dag, dat haalt toch immers niets uit!
De vangst is echter verbijsterend. Op dat moment begrijpt hij wat er aan de hand is. Hij ervaart
de betrouwbaarheid van Jezus: beide boten zijn tot zinkens toe gevuld. Simon Petrus is ervan
onderste boven. Hij kan er met zijn pet niet bij en roept uit: Heer ga weg van mij, want ik ben
een zondig mens.
In de loop der tijden hebben bijbeluitleggers dit verhaal op heel verschillende manieren
verklaard. Ze gaven er de moeilijkste en meest diepzinnige verklaringen aan. Vaak hoor je dan
ook: waarom wordt alles zo moeilijk gemaakt? Men vindt dat bijbeluitleggers spijkers op laag
water zoeken en zaken nodeloos ingewikkeld maken. De bijbel is toch voor iedereen bedoeld
en kan daarom toch niet moeilijk zijn? In deze opmerkingen kun je iets van zelfverdediging
proeven: de mogelijkheid om verhalen anders te lezen verontrust veel mensen; ze willen
houvast en daar passen alleen ondubbelzinnige verhalen bij. Geen gezeur. Vaak hoor je ook:
waarom heeft de evangelist het allemaal zo moeilijk gezegd? Hij had toch veel beter gewoon
recht toe recht aan kunnen zeggen wat hij bedoelde? Nu wordt de verteller in de
beklaagdenbak gezet. Maar bij enig nadenken blijkt dat die onschuldig is. Zijn verhaal is immers
niet echt ingewikkeld, en de bedoeling ervan brengt hij duidelijk en zonder omwegen onder
woorden.
Het is inderdaad niet gemakkelijk om wonderverhalen te lezen en te verstaan. Toch is het de
vraag of je de oorzaak hiervan bij de uitlegger of verteller moet leggen, Het zou wel eens
kunnen, dat wijzelf de oorzaak ervan zijn. Verstaan wij de taal van het verhaal wel goed? En
worden we niet voortdurend gehinderd door de vraag, of het nou wel of niet echt is gebeurd?
Als het over wonderen gaat, verbinden wij daaraan een merkwaardig eisenpakket. Een
gebeurtenis kan hiervoor pas in aanmerking komen als die op geen enkele natuurlijke wijze kan
worden verklaard. De gewone orde moet zo duidelijk doorbroken zijn, dat wij als het ware onze
vinger op God zelf kunnen leggen. Het liefst zouden we God op heterdaad betrappen.
Maar wonderverhalen kun je eigenlijk niet uitleggen, net zo min als je dat met een grap of een
gedicht kunt. Je kunt er hoogstens wat verklarende opmerkingen bij maken. Als je ze goed wilt
lezen, dan moet je je er voortdurend van bewust zijn dat wonderen tekens zijn en dat die
verhalen daarom een dubbele bodem, twee dimensies hebben.
Wijzelf hebben nogal eens de neiging om alleen de buitenkant ervan te zien, waarmee de
gelovige dimensie uit het oog verloren dreigt te raken. Maar de bijbel is een geloofsboek, een
boek vol geloofsverhalen. Precies in die geloofsdimensie ligt de grote kracht van een
wonderverhaal.
Het beste antwoord op de vraag of wonderen al dan niet echt gebeurd zijn is misschien dit wel:
ze gebeuren nog steeds. Maar je moet er wel in willen geloven. Als je geen enkele voeling meer
hebt met de geloofservaring waarover deze wonderverhalen spreken, dan blijven ze voor ons
een dode taal, nietszeggende woorden.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages