GEEN WOORDEN, MAAR DADEN
Marcus 8, 27-35
Overweging Montfortparochie Tilburg, 14-15 september 1991
"Wie zeggen de mensen dat ik
ben?" Zoiets vraag je, - wanneer je het gevoel hebt dat je niet
helemaal begrepen wordt; - wanneer je vermoedt, dat mensen je bedoelingen
niet door hebben; - wanneer ze aan de buitenkant blijven steken: ze
respecteren en waarderen je wel, maar schijnen toch eigenlijk niet te
snappen waarom je doet zoals je doet.
Een opmerkelijke vraag dus, die Jezus aan
zijn leerlingen stelt. "Wie zeggen de mensen dat ik ben? Wat zeggen
ze over mij?" En de leerlingen antwoorden hem positief, ze proberen
het in de goede richting te zoeken: "Sommigen zeggen dat je Elia, de
profeet bent, anderen denken aan Johannes de Doper". In Jezus
ontdekten de leerlingen kennelijk weer een van de oude profeten van
Israël: - voorvechters en pleitbezorgers van het verbond tussen God en
zijn volk; - mannen en vrouwen die meestal geen blad voor de mond namen en
van wie hun woorden vaak niet in dank werden afgenomen; - mensen die soms
hun optreden met de dood moesten bekopen, zoals Johannes die door koning
Herodes op gruwelijke wijze werd vermoord. Met de herinnering aan deze
oude profeten wordt Jezus in een oeroude traditie geplaatst van mannen en
vrouwen, die getuigden van de trouw van Jahwe-God aan zijn volk, en die de
hoop op een nieuwe toekomst weer deden herleven. "Wie zeggen de
mensen, dat ik ben? Een vraag naar informatie over de mening van anderen,
een soort opiniepeiling, zou je kunnen zeggen. Je eigen mening doet er
niet toe, en je eigen beléving blijft al helemaal buiten schot.
Misschien herinnert U zich nog wel de
godsdienstles van vroeger: waar het om ging was het van buiten kunnen
leren van de antwoorden uit de katechismus. Het belangrijkste was dat je
die antwoorden feilloos kon opdreunen. Wat ze allemaal precies betekenden,
wat je er zelf van vond, deed niet ter zake; er werd in ieder geval niet
naar gevraagd. Maar dan vraagt Jezus verder: "Maar jullie, leerlingen
van mij, wie zeggen júllie dat ik ben?" Een heel persoonlijke vraag:
hoe denken jullie over mij? Hoe kijken jullie tegen mij aan? Wat vind je
mij er voor een? Het gaat nu niet meer om van buiten geleerden antwoorden,
maar over een van binnenuit beleefde ervaring. De leerlingen zullen nu uit
eigen ervaring een antwoord moeten geven, hem een indruk moeten geven van
zijn persoon, van zijn doen en laten. En iedereen die wel eens een
levensloop voor een trouwfeest heeft moeten maken, een tekst voor een
herinneringsprentje heeft opgesteld of gevraagd is met een paar woorden
een vriend of vriendin te karakteriseren, weet hoe moeilijk dat is. Je
denkt een heleboel van iemand te weten, maar het blijkt dan niet zo
gemakkelijk om dat kort en bondig te formuleren.
De tweede vraag die Jezus aan zijn
leerlingen stelt, is dan ook heel wat moeilijker te beantwoorden dan de
eerste. En geen van de leerlingen staat dan ook te dringen om als eerste
een antwoord te geven. Het is Petrus die Jezus de spiegel voorhoudt:
"Jij bent de gezalfde van God, de Christus, de Messias, de
Verlosser". Anders gezegd: "Jij bent voor mij het einde, degene
die eindelijk het lang beloofde heil en de lang verwachte bevrijding komt
brengen". In één zin vat Petrus zijn ervaring samen: Jezus is
iemand, die alles voor hem betekent.
Maar merkwaardigerwijze volgt op dit
antwoord van Petrus geen schouderklopje van Jezus, geen compliment omdat
hij het juiste antwoord heeft gegeven. Jezus lijkt allerminst blij te zijn
met Petrus' antwoord. Eigenlijk staat zijn antwoord hem helemaal niet aan.
Integendeel: Jezus verbiedt de leerlingen zelfs heel uitdrukkelijk
hierover met wie dan ook te praten! Een soort embargo: even wachten met
deze bekendmaking!
Jezus heeft bijna drie jaar lang met zijn
leerlingen door Israël gezworven. In de vele gesprekken die hij met zijn
leerlingen had, vertelde Jezus er soms ook over dat het slecht met hem zou
aflopen. Petrus hoorde dat soort verhalen niet graag. Hij wilde liever dat
Jezus beroemd zou worden en de nieuwe koning van het joodse volk. Daarom
zegt Petrus: "Jij bent de Messias, de Verlosser, de Bevrijder".
Maar het getuigenis van Petrus komt kennelijk niet op het juiste moment.
En het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat Jezus het enthousiasme van
Petrus wat afremt. De uitspraken van Petrus mogen dan wel hoogdravend
zijn, het moet allemaal nog maar waar worden gemaakt. Het woord
"Messias" had in die tijd bovendien ook nog een hele speciale
klank, die Jezus waarschijnlijk niet zo aan stond. Her en der werd
namelijk onder deze vlag bevrijding en verlossing gepredikt, waarbij
geweld en heerszucht niet werden geschuwd. En dat was wel het laatste wat
Jezus wilde!
Je kunt dus allemaal wel prachtige dingen
verkondigen, maar bevrijding en verlossing zijn in de eerste plaats een
spannend avontuur, niet zonder risico's en gevaren. In de geschiedenis
zijn daarvan vele voorbeelden te vinden. En de stormachtige ontwikkelingen
in Oost-Europa laten zien, dat je er alleen met mooie en goed bedoelde
woorden niet komt. De geschiedenis heeft ons bovendien geleerd, dat in
naam van een bevrijdende God heel wat onrechtmatige en zogenaamde
bevrijdingsacties zijn gevoerd.
Wat voor Petrus en het evangelie geldt,
geldt voor ieder van ons: op het punt van gelovig zijn blijven wij ons
leven lang leerling. Geloven is balanceren tussen niet-zien en
zien-soms-even, tussen tegenstribbelen en je af en toe gewonnen geven.
Jezus uitnodiging om hem na te volgen is niet bedoeld als een aansporing
om vrijblijvend zijn weg mee te volgen, en alleen met de mond te belijden
dat je in hem gelooft. Waar het om gaat is in daden te laten zien dat je
bereid bent tot het uiterste te gaan, net zoals de Messias je kruis op te
pakken en desnoods je leven te verliezen.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages