GIJ ZULT DE HEER UW GOD
BEMINNEN... EN UW NAASTE ALS UZELF
Exodus 22, 20-26 & Matteüs 22, 24-40
Overweging Montfortparochie Tilburg, 27-28 oktober 1990
"Gij zult de Heer uw God beminnen...en
Uw naaste als Uzelf". Kort en krachtig is het antwoord van Jezus,
wanneer een wetsgeleerde Hem vraagt, waar het nu eigenlijk in de kern
allemaal om draait in de joodse godsdienst. "Meester", vraagt
hij, "wat is volgens U het voornaamste gebod"? Een vraag,
waarmee de Schriftgeleerden opnieuw proberen Jezus in verlegenheid te
brengen. Evenals vorige week, toen ze Hem vroegen of het geoorloofd was
belasting aan de keizer te betalen. "Geef aan de keizer wat de
keizer, en aan God wat God toekomt", antwoordde Jezus toen
onomwonden, en liet daarmee zijn vraagstellers verbaasd achter.
Vandaag proberen de Schriftgeleerden Jezus
opnieuw in de tang te nemen met de vraag, wat Hij het belangrijkste punt
vindt in de joodse wet. Waar is het allemaal om begonnen? Wat is nu
eigenlijk het kernwoord van de bijbel, waaruit je al het andere kunt
afleiden? In die tijd was dat namelijk een omstreden kwestie en de
schriftgeleerden proberen Jezus daarover uit te horen, als het ware uit
zijn tent te lokken. Maar Jezus geeft opnieuw een kernachtig en simpel
antwoord: "Zorg dat je evenveel met God op hebt als met je medemens.
Dáár gaat het om in de wet, dát hebben de profeten ons voorgeleefd; al
het andere is eigenlijk maar bijzaak". Jezus laat zich dus niet
verleiden tot allerlei spitsvondigheden, en hij dreunt ook geen stukken
tekst uit de joodse wetgeving op. Tegen de verwachting van de
wetsgeleerden in, want ze hebben nu geen enkel aanknopingspunt meer om
verder met Hem in diskussie te treden.
"Gij zult de Heer Uw God beminnen...en
Uw naaste als Uzelf". Eigenlijk zou je met deze zin van iets meer dan
tien woorden de gehele boodschap, de gehele inhoud van de bijbel kunnen
samenvatten. Het is als het ware de sleutel om de hele bijbel te verstaan:
wanneer je met heel je hart en ziel om God geeft, betekent dat ook dat je
je toekeert naar je naaste, je medemens. Want zonder de mens krijgt God
geen gezicht, buiten mensen om laat God zich niet kennen.
God en je naaste liefhebben, - daar komt
het dus op aan, daar draait het allemaal om. Hoe eenvoudig, zou je zeggen.
Als er niet méér dan dat van mij gevraagd wordt...hoe gemakkelijk is het
dan om als een goed christen door het leven te gaan! Het is haast te mooi
om waar te zijn. En inderdaad, wanneer je wat verder nadenkt over deze
uitspraak van Jezus, komen er wel een paar vragen op. Zoals: wie is dat
eigenlijk, God? En wie zijn dat eigenlijk: onze naasten?
Wie is dat eigenlijk: God? "God is
onze Vader die in de hemel woont", leerde de oude katechismus van
1948. "God is de Schepper van hemel en aarde", leert ons de
nieuwe, pas verschenen Roermondse katechismus van 1990. Eeuwenlang hebben
mensen geprobeerd zich beelden te maken van God. Soms letterlijk: in hout,
steen of ander materiaal. Soms figuurlijk: God als Vader, Koning,
Schepper, het almachtig en alziend Oog, de oude man met de baard. God als
Moeder, Godin, God als de onuitputtelijke kosmische Energiebron. Beelden
die veranderen naarmate de tijdsgeest verandert. Ook de wetenschappen
hebben zich in het verleden ingespannen om bewijzen te vinden voor Zijn
bestaan. Momenteel lijkt het erop, dat - om een ander beeld te gebruiken -
het Opperwezen achter de horizon aan het uitdoven is. We zullen ons nog
een tijdje met elektrisch licht kunnen behelpen, maar lang zal dat niet
duren, en sommigen hebben de knop van het licht al jaren omgedraaid.
Eeuwenlang hebben mensen geprobeerd God
grijpbaar en hanteerbaar te maken. Maar anno 1990 kunnen we niet anders
dan uiteindelijk konkluderen: God is niet in een kooitje te vangen,
hij/zij is altijd groter dan ons hart, dan ons verstand. Je zult, als je
God écht wilt leren kennen, uit je bol, uit je dak moeten gaan. Of, zoals
Wiel Logister het vorige week zei: voor Hem door de knieën moeten durven
gaan.
Maar er is meer. Want de God van Israël,
onze God, laat zich wel degelijk zien in de bijbel. En hij toont zich dan
als een God, die zich vooral verbonden weet met het lot van de verdrukten:
de vreemdeling, de pechvogel, de dakloze, de politieke vluchteling. ? Een
God die zich opwerpt voor de belangenbehartiging van de minsten, die
solidair is met de zwakkeren in de samenleving. ? Een God die er geen
doekjes om windt, en keer op keer laat merken waar Hij te vinden is: waar
hongerigen te eten krijgen, naakten worden gekleed, gevangenen en zieken
worden bezocht. ? Een God die meehuilt met de lijdende mens, die solidair
is met de armen, die protesteert tegen het onrecht dat mensen wordt
aangedaan, een God die opkomt voor de slachtoffers.
In de eerste lezing van vandaag hoorden we
een gedeelte uit de wetgeving voor het joodse volk, wanneer het na de
bevrijding uit Egypte zijn plaats als volk van God tussen de andere volken
gaat innemen. Heel opvallend in deze lezing is, dat recht en gerechtigheid
heel uitdrukkelijk met het geloof in God wordt verbonden. Geloof in God,
in Jahweh, houdt de bescherming in van de belangen van de sociaal
zwakkeren, de plicht tot solidariteit tegenover de hulpbehoevende naaste;
geen verre onbekende maar vlakbij: "iemand van mijn volk, een
noodlijdende uit uw omgeving", zo hoorden we.
Met zo'n beeld van God - een kwetsbare en
gevoelige God, even machteloos en volhardend als wij in onze relatie met
onze naaste - met zo'n beeld van God kan de basis gelegd worden voor een
samenleving - waarin recht wordt gedaan aan de ander, - waarin de ander
door jou behandeld wordt zoals je zelf graag behandeld zou willen worden.
Dan zal God er zijn, voor jou, voor mij, voor ons.
"Gij zult de Heer Uw God beminnen met
geheel uw hart, met geheel Uw ziel en Uw verstand...en Uw naaste als
Uzelf". Ontzag en respekt hebben voor God betekent je naaste in niets
tekort doen en de zwakheid van je medemens niet uitbuiten. In minder
bijbelse taal betekent dat: de ander niet het vel over de oren halen, niet
links laten liggen, je verrijken over de rug van de ander. Anders
geformuleerd: je afkeren van al die grootmachten, die afgoden, waar op
aarde alles om lijkt te draaien: prestatie, macht en geld. Het betekent:
je toewenden naar een God die van mensen houdt en het daarom niet kan
hebben dat mensen tot minderen worden gemaakt, tot slaven of tweederangs
mensen. Een God die bij carrière-makers, bij machtigen en rijken niet zo
erg geliefd is, en die aan zijn doen en laten geen prijskaartje hangt van:
wat kost het me en wat levert het me op?
In het Hebreeuws is de naam van God een
werkwoord: "Ik zal zijn die ben". De ware God leer je niet
kennen door redeneringen of door diep nadenken. Maar je leert Hem kennen
uit wat Hij deed en doet: "Ik zal zijn die ben". En die God
verwacht van mij, van ons, dat wij tot anderen zeggen: "Ik zal er
zijn voor jou". Wie om God geeft, zal om mensen geven. Wie om mensen
geeft, zal God ontmoeten. VOORBEDEN
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages