MIJN VRIEND HAD EEN WIJNGAARD
Jesaja 5, 1-7 en Matteüs 21, 33-43
Overweging Montfortparochie Tilburg, 3-4 oktober 1987
In groentenwinkels en supermarkten worden dezer dagen weer volop druiven aangeboden.
Over enige tijd beginnen in Frankrijk en Duitsland weer de jaarlijkse wijnfeesten. De pluk van
nieuwe appels is inmiddels weer beginnen en de velden staan momenteel boordevol maďs, in
afwachting van de grote landbouwmachines die over enkele weken de oogst van deze zomer
zullen gaan binnenhalen. Wat heeft dit alles met de Schriftlezingen van vandaag te maken, zult
u denken?
Wel, de joodse gemeenschap in ons land vierde onlangs, tesamen met het joodse volk over de
gehele wereld, Jom Kippoer, de grote verzoendag, ter voorbereiding van een ander groot feest.
Soekkot, het Loofhuttenfeest. Het Loofhuttenfeest is een van de belangrijkste gebeurtenissen in
de joodse kalender en vindt plaats wanneer de herfstoogst is binnengehaald. Het is vooral de
viering van blijdschap en vreugde over de gewassen en vruchten van het veld. Van oudsher
was het de gewoonte om, wanneer de oogst binnen was, het einde ervan te vieren in en rond
dezelfde hutten die men tijdens het oogsten had gebouwd op het land. Ook vandaag de dag
vieren joden dit feest thuis door het oprichten van een soeka, een hut met een dak van bladeren
en takken waaraan allerlei vruchten worden opgehangen. De hut herinnert de joden aan de
veertigjarige trektocht door de woestijn.
Tijdens dit Loofhuttenfeest werd dus ook de wijnoogst gevierd. Voor de muzikale omlijsting
ervan gebruikte men liederen die met wijn en druiven te maken hadden – overigens niet
ongebruikelijk tijdens feestjes…
De profeet Jesaja, die zo’n 700 jaar voor Christus is Israël optrad, horen we in de eerste
Schriftlezing zo’n liedje zingen: “Ik wil zingen voor mijn vriend, zingen het lied van mijn vriend en
zijn wijngaard.” Het lijkt erop, alsof Jesaja dit lied zingt op een bruiloftsfeest, als vriend van de
bruidegom. Het lied begint heel vriendelijk en optimistisch: mijn vriend had een wijngaard, die hij
met de uiterste zorg bewerkte, in de hoop er later goede druiven van te krijgen. Maar helaas,
ondanks alle inspanningen blijkt het resultaat om te huilen: de wijngaard geeft alleen wilde en
slechte vruchten. Alle moeite is tevergeefs geweest.
Op dat moment komt er een einde aan de mooie droom en slaat de zorgzame houding van
vriend wijngaardenier om in een bijna blinde woede-uitbarsting: hij slaat het hekwerk stuk, laat
de grond verwilderen en maakt van de wijngaard een puinhoop. En als klap op de vuurpijl
besluit Jesaja zijn lied: die wijngaard is Israël! Stomme verbazing bij zijn toehoorders, die diep
geschokt zijn: is die profeet nou helemaal gek geworden? Wat denkt hij wel? Kan hij niet
gewoon een fatsoenlijk liedje zingen?
De goede verstaander begrijpt echter al lang, dat dit lied eigenlijk niet over de wijnoogst of een
huwelijksfeest gaat. Het is Jesaja immers te doen om de zorg die Jahweh aan zijn volk heeft
besteed, maar die niet beantwoord wordt. Jesaja zegt niet alleen dat Israël geen vrucht draagt,
maar ook dat Jahweh het volk zal straffen: vreemdelingen zullen het land binnenvallen en het
oorlogsgeweld zal het volk plat trappen en het land kaal vreten. Een uitgeschud volk, een leeg
en onvruchtbaar land blijft tenslotte over. Dát is het, wat Jesaja wil vertellen: het gaat helemaal
mis met het volk van Israël. Geen plezierige boodschap op een feestje. En zo zie je maar, dat
profeten in eigen land zelden worden geëerd.
De gelijkenis over de misdadige wijnbouwers zoals Jezus die ons voorhoudt in de lezing uit
Matteüs, gaat duidelijk terug op het lied van Jesaja. Jezus’ toehoorders zullen zich
hoogstwaarschijnlijk dit lied spontaan hebben herinnerd. Jezus vertelt immers over een
wijngaard en een goedwillende eigenaar. Nadat hij zijn wijngaard goed verzorgd heeft
achtergelaten, vertrekt hij naar het buitenland. En als de oogsttijd is aangebroken, zendt hij zijn
dienaars om de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de een na de ander wordt gedood, zelf
de zoon van de eigenaar.
Jezus vertelt deze gelijkenis aan de hogepriesters en oudsten van het volk. We komen hen al
tegen op het tempelplein, als Jezus tekeer gaat tegen de handelaars en geldwisselaars die hij
de tempel uitjaagt omdat ze er een rovershol van hebben gemaakt. Een passage in het
evangelie die voorafgaat aan de gelijkenis van de misdadige wijnbouwers. Deze hogepriesters
en oudsten van het volk vormden samen het tempelbestuur, Ze waren niet alleen machtig, maar
hadden ook veel invloed en waren rijk. Het is aannemelijk, dat Jezus dat goed eist en dat hij
zich keerde tegen de grote zakkenvullers achter deze handel: het tempelbestuur. Geen wonder
dat dit bestuur Jezus uit de weg wilde ruimen: ze waren bang voor de gevolgen van Jezus’
scherpe optreden dat een bedreiging vormt voor hun positie. Ze zijn er zich maar al te goed van
bewust dat zij de rol van de misdadige wijnbouwers kregen toebedeeld…
Je kunt je afvragen of Jezus er wel verstandig aan deed zo te praten tegen de machtshebbers.
Haalde hij zich op die manier niet vanzelfsprekend de woede op zijn hals? Is het niet logisch dat
ze zo’n oproerkraaier wilde doden, omdat hij maar onrust bracht onder het volk? Kan hij niet
normaal en fatsoenlijk spreken? Is de houding van de hogepriesters en oudsten van het volk
niet begrijpelijk wanneer ze horen dat hen het Rijk Gods ontnomen zal worden?
Ik vind het niet gemakkelijk om op al deze vragen een afdoend antwoord te geven. De parabel
zoals Jezus deze vertelt is een moeilijk stuk in het Nieuwe Testament. Het lijkt er immers op,
dat Israël regelrecht wordt onterfd, ten gunste van een niet-joodse kerk. En dat is weer in
tegenspraak tot andere gedeelten uit hetzelfde evangelie.
Wat we in ieder geval kunnen meenemen is dat Gód steeds de zijde kiest van de minderheid,
aan wie de machtigen niet al te veel aandacht besteden, omdat er geen politieke of
economische winst uit hen te behalen valt, In de mens Jezus verschijnt God aan ons. Na amper
drie jaar hadden de machtshebbers Hem te pakken en werd Hij in een slordig proces uit de weg
geruimd.
En wij? Durven wij ons ook zo kwetsbaar op te stellen? Durven we aan de kant van de
minderheidspartij te gaan staan? Hoe zou u reageren wanneer het gemeentebestuur 325
asielzoekers zou willen huisvesten in een leegstaand flatgebouw hier in de wijk? Wat zou u
zeggen wanneer een woonwagengezin een vast huis kreeg toegewezen in uw straat? En
voelen wij ons niet opgelucht nu de dreiging van kruisraketten in Woensdrecht ineens een heel
stuk minder lijkt geworden?
Ook op deze vragen zullen u en ik niet zo gauw een antwoord weten. Uit de lezingen van
vandaag klinkt echter een ondubbelzinnig antwoord: God zet zijn profeten er telkens weer toe
aan stelling te nemen tegen onrecht en onmenselijkheid. Zij confronteren ons onophoudelijk
met de harde waarheid: Gods prachtige wijngaard en de puinhoop die wij er zo vaak van maken.
Desondanks blijft deze God met ons meetrekken en laat ons blijven geloven in de droom die
ondanks alle teleurstellingen en ellende in de toekomst werkelijkheid kan worden.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages