VREDE EN
GERECHTIGHEID
Matteus 20, 1-16 & Jesaja 55, 6-9
Overweging Montfortparochie Tilburg, 18-19 september 1993
Stel je voor: je hebt je de hele week van
's morgens vroeg tot 's avonds laat uitgesloofd op je werk om de klus die
je baas had aangenomen af te hebben; en je krijgt hetzelfde uitbetaald als
de uitzendkracht die vrijdagmiddags nog een uurtje geholpen heeft om even
het laatste restje werk mee weg te werken. De reacties zijn bijna
voorspelbaar: oneerlijk, niet rechtvaardig, onredelijk. Je moet er immers
maar voor werken. Voor wat, hoort wat. Ruilrechtvaardigheid zou je dat
kunnen noemen.
In de gelijkenis die Jezus ons vandaag
voorhoudt, wordt ons wel een wat vreemde landeigenaar gepresenteerd. Wat
vooral opvalt is hoe afhankelijk hij is van de mensen die hij zou kunnen
vinden om in zijn wijngaard te komen werken. Zoiets verwacht je niet van
zo'n man. Want als je grondbezitter bent, dan heb je toch ook wel middelen
om mensen aan je te binden? Je hebt dan toch mensen in vaste dienst en je
hoeft er eigenlijk niet naar om te zien of het werk wel soepel verloopt?
Kennelijk is dat bij deze man niet het geval, want hij gaat bijna elk uur
naar de markt om werkers voor zijn wijngaard te zoeken. We hebben dus te
doen met een hele bijzondere landeigenaar. We merken dat ook aan de manier
waarop hij loon uitbetaalt: voor iedereen hetzelfde, onafhankelijk van het
feit of je nu al vroeg aan de slag bent gegaan of veel later bent
begonnen! Alles bij elkaar mag je wel zeggen, dat de manier waarop het
eraan toegaat op die markt, wel zeer verschilt van onze vrije
markteconomie en werkverhoudingen zoals wij die kennen. Maar daarvan is
deze gelijkenis die Jezus vertelt ook geen voorbeeld. Eerder wordt hierin
een soort tegenbeeld getekend van wat wij normaal en vanzelfsprekend
vinden.
De gelijkenis wil namelijk geen
afspiegeling zijn van onze maatschappij, maar een ander perspectief
openen: dat van het Rijk Gods, van de wereld zoals die er in Gods ogen
uitziet. En daarvoor zullen we andere wegen moeten durven opgaan, Want, zo
houdt de profeet Jesaja ons vandaag voor, de wegen die wij gaan hebben
maar al te vaak te maken met ongerechtigheid. De verhoudingen zoals wij
die scheppen onder elkaar houden bijna structureel de ongerechtigheid in
stand. Wij worden beheerst door de economie en het welvaartsniveau, die
voorschrijven hoe wij ons met elkaar te verhouden hebben. Ons denken wordt
bepaald door wat de economie ons aanreikt. Meer dan we ons soms bewust
zijn zitten we gevangen in verstikkende systemen die bijna niet meer te
ontwarren zijn en waarvan we eigenlijk ook moeilijk afstand kunnen doen.
Aan waar het uiteindelijk om begonnen is: geluk en welzijn van onszelf en
anderen, daaraan komen we nauwelijks meer toe.
Het is allemaal zo mooi geformuleerd in de
"Verklaring van de rechten van de mens", 45 jaar geleden. Het
recht op een menswaardig bestaan, vrijheid van meningsuiting,
zelfbeschikkingsrecht, gelijkwaardigheid en gerechtigheid onder de
volkeren. Maar als we kijken naar het Europa van 1993, dan zien we dat
tienduizenden mensen op drift zijn geraakt. Ze vluchten voor de armoede,
de uitzichtsloosheid, honger en oorlog. Verdreven uit een in puin
geschoten land, waar ze geen toekomst meer hebben, en waar van
rechtvaardig loon voor werken al helemaal geen sprake meer is.
Het is een prachtig idee, gelijkwaardigheid
en rechtvaardigheid voor alle mensen. Niemand die daar iets op tegen
heeft. Maar wanneer we naar de werkelijkheid kijken, liggen de zaken
meestal anders, en is gelijkwaardigheid meer droom dan werkelijkheid. Want
iemand die heeft gestudeerd verdient meer salaris dan iemand ongeschoold
is. Iemand die veel dienstjaren heeft heeft meer recht om zijn of haar
baan te behouden dan iemand die pas begonnen is En als je voor 16 uur in
de week werkt of kunt werken, krijg je ook niet meer dan voor 16 uur
uitbetaald. Doorgaans vinden we dit soort zaken maar heel gewoon; sterker
nog: we hebben liever niet dat er inbreuk wordt gedaan op deze rechtsorde,
en we vinden het maar lastig wanneer daarover vragen worden gesteld.
Dat je een video en een magnetron in huis
hebt staan, dat je een nieuwe wasmachine koopt als de oude versleten is,
dat je jezelf in de nieuwe kleren steekt als de mode verandert of dat je
de auto maar weer eens inruilt: dat is toch vanzelfsprekend? Misschien
wel, misschien niet. Want als je van minder moet zien rond te komen of je
tegen betaling van een karig loon uit de naad moet werken om maar aan
alles mee te kunnen blijven doen, goed voor de dag te kunnen komen, je
niet te laten kennen: dan komen deze zaken wel wat anders te liggen. En
dan is het eerder zo dat we de idee van gelijkwaardigheid hoog en de
praktijk van de ongelijkheid in stand houden. Rechtvaardigheid wordt dan
in feite ruil-rechtvaardigheid: niemand hoeft voor de ander onder te doen,
iedereen wordt gelijk behandeld. Maar intussen vergeten we, dat er grote
verschillen zijn tussen mensen. Verschillen in leeftijd, uiterlijk, aanleg
en karakter, milieu en interesse. Als we werkelijk willen uitgaan van de
gelijkwaardigheid van iedereen, dan zouden we juist ook rekening moeten
houden met deze verschillen tussen mensen. En dan zou het wel eens zo
kunnen zijn, dat Karel die de zorg heeft voor een gezin met vier kinderen
recht heeft op meer salaris dan dan Frits, omdat die heeft gestudeerd of
omdat die nu eenmaal meer dienstjaren heeft. En dan zou intelligente
Angela die maar twee foutjes in haar proefwerk heeft, misschien toch een
lager punt moeten krijgen dan Pleun, die zeven foutjes heeft, maar daarmee
voor haar doen een hele goede prestatie heeft neergezet. En dan zou werken
met het hoofd niet zonder meer hoger gewaardeerd hoeven te worden dan
werken met de handen.
De landeigenaar betaalt iedereen voldoende
om van te leven. Degenen die de hele dag hebben gewerkt, krijgen niet meer
dan ze nodig hebben, degenen die maar een paar uurtjes hebben gewerkt,
krijgen niet minder. Omdat hij weet dat er altijd nog anderen zijn die
wachten op werk, blijft hij tot het laatste moment naar hen zoeken. Het
moet de laatsten in ieder geval een goed gevoel hebben gegeven. Tegen het
einde van de dag hadden zij waarschijnlijk alle hoop op werk al laten
varen, en dan komt er toch nog iemand naar hen toe die zegt: "Jullie
heb ik ook nodig".
In onze tijd: onze CAO-regelingen zitten
vol compensaties: elk verschil in opleiding, werkervaring, leeftijd en
dienstjaren, wordt doorberekend in het salaris. Wanneer je het tempo in
een bedrijf of organisatie niet meer bij kunt houden, of je bent te oud,
kom je in de marge of nog erger: buiten terecht.
Misschien mag je zeggen dat de arbeiders
van het eerste uur jaloers zijn. Jaloezie is een sterke drijfveer achter
het menselijk handelen. Maar het plaatst ons wel in een eeuwige
concurrentiepositie ten opzichte van elkaar, en worden we blijvend elkaars
rivalen. "Ik inleveren? Alleen als mijn buurman het ook moet!"
"Mijn collega loonsverhoging? Ik ook!" Ruilrechtvaardigheid. De
gelijkenis van de landeigenaar nodigt ons uit om de "vrije
markt" te verlaten en op een andere te gaan staan. Die markt is een
open plaats: daar kun je gevonden worden en vrij kiezen om in gelijkheid
en ieder naar zijn vermogen te werken in de wijngaard. In het spiegelbeeld
van de gelijkenis moet alles anders worden: ons zicht op God, op ons zelf,
en ons kijken naar de wereld. Dat is geen vlucht, maar een totale ommekeer
waarin de laatsten de eersten zullen zijn.
AMEN
Terug
naar overzicht thema's
Terug
naar overzicht bijbelpassages