VITABERNA

 

 


Pastoraal atelier

Levoland 

Relimarkt

Bronnenmagazijn

 
WERELDMISSIEDAG
Lucas 18, 9-14 en Jezus Sirach 35, 12-14.16-18
Overweging Montfortparochie Tilburg, 23-24 oktober 1984
Wereldmissiedag. In mijn herinnering doemt heel vaag nog het beeld op van een door de 
tropische zon gebruinde en getekende missiepater met een witte baard, speciaal ingehuurd om 
te komen vertellen over zijn belevenissen in het Afrikaanse oerwoud. Om de geloofwaardigheid 
van zijn verhaal kracht bij te zetten en de jungle wat dichter bij huis te brengen, hield hij zijn 
verhaal niet zelden temidden van door de mensen van zijn stam gemaakte speren, schilden, 
trommels en andere gebruiksvoorwerpen. Het was dan een van de weinige zondagen door het 
jaar, waarop er tijdens de preek ook iets ‘te zien’ was. Je spitste je oren, want de pater kon zo 
mooi vertellen. En hoewel niemand twijfelde aan zijn oprechte bedoelingen, voelde iedereen 
gaandeweg toch wel zo’n beetje aan waar het ‘m eigenlijk om te doen was: een goed gevulde 
collecteschaal. En als de pater aankondigde zelf rond te komen, verwisselde je ijlings de in je 
hand geklemde gulden voor een briefje van een rijksdaalder, als het even kon. Na afloop van de 
dienst ging je met een opgelucht gevoel naar huis, blij een toch niet onaanzienlijke bijdrage te 
hebben geleverd aan de leniging van de financiële nood van de arme mensen in de missie. Ook 
herinner ik me nog de rode halve poppetjes op de toonbank van de slager of de bakker, in wier 
hand je een stuiver of dubbeltje kon leggen en via een druk op het schouderblad verdween die 
munt dan in zijn keelgat. Of je kon je pasgeld kwijt in van die kleine busjes die op de meest 
onverwachte plaatsen stonden of hingen. En dan was er ook nog ‘kindheidsdag’: in kleurrijke 
kledij trok je met de hele school naar een centraal punt, waar de afsluiting plaatsvond van het 
missieproject. Hoogtepunt: het aanbieden van de bij elkaar gespaarde gelden.
Zo werden in vroeger tijden de kleintjes bij elkaar gespaard voor de ‘arme landen’. Missie werd 
beleefd als een probleem, dat je kon oplossen door het ijverig sparen van postzegels en 
zilverpapier, waar voor de arme mensen  voedsel en medicijnen, maar ook, naar men zegt, 
spiegeltjes, kralen, zout en prentjes werden gekocht.
Maar sinds de moderne communicatiemedia de wereldproblemen in onze huiskamers hebben 
gebracht en het denken over missie in de loop der jaren is veranderd, begonnen we hoe langer 
hoe meer het gevoel te krijgen de problemen in die landen niet te kunnen afkopen door 
jaarlijkse collectes van Miva en Memisa. Je begon in te zien, dat het gaat om een 
wereldomvattend probleem, dat bovendien niet alleen met geloof en kerk, maar met de gehele 
wereldsamenleving te maken heeft. Nú praten we over ontwikkelingshulp, de derde wereld, 
wereldmissiedag, en we zeggen solidair te zijn met de bevrijdingsbewegingen in Namibië, EL 
Salvador of Nicaragua. We protesteren tegen de apartheid, we demonstreren tegen de 
schending van mensenrechten.
Op papier klinkt dat allemaal mooi, maar de belangrijkste vraag blijft vooralsnog onbeantwoord: 
kán dat werkelijk, kiezen voor solidariteit met de armen? Is het mogelijk je te laten gezeggen 
door feiten en ervaringen ven mensen die midden in de strijd staan, en die zelf geen invloed 
hebben op hun geschiedenis?
We lazen vandaag in het evangelie het verhaal van de Farizeeër en de tollenaar. 
Twee mensen gaan op weg naar de tempel om te bidden: de een, een Farizeeër, de ander een 
tollenaar. En dan hoeven we eigenlijk al niet meer te luisteren, denken we, want de rollen liggen 
daarmee al vast: onwillekeurig stellen we ons de Farizeeër als schijnheilig voor, dus slecht; de 
tollenaar is zielig en geminacht, een rouwmoedig zondaar: dus goed.
Vervolgens horen we dat de Farizeeër met zijn eigendunk en verbeelding een toontje lager zal 
moeten zingen, terwijl de arme verschoppeling van een tollenaar met Gods genade nog hoog 
zal klimmen.
Het verhaal bevestigt eigenlijk wat we al lang wisten: hoogmoed komt ten val en eigen roem 
stinkt. Het klopt als een bus.
Maar de werkelijkheid in Jezus’ tijd was wel even anders. De Farizeeër was een toegewijd en 
vroom mens, die zijn godsdienstige verplichtingen zeer serieus nam en bereid was zware 
financiële offers te brengen. Tollenaars stonden te boek als landverraders en bovendien als 
oplichters, omdat ze er wel voor zorgden dat er bij de belastingheffing voldoende voor henzelf 
aan dfe strijkstok bleef hangen. Zo bekeken kan de Farizeeër rekenen op een positief onthaal, 
terwijl de tollenaar met boe-geroep ontvangen wordt.
Toch voel je je door aan de kant te gaan staan van de Farizeeër niet helemaal op je gemak: 
spontaan kies je de zijde van de tollenaar, met zijn ontwapenende eerlijkheid en deemoedigheid. 
Lucas stuurt het daarop ook aan: hij zet zijn verhaal zó op, dat onze sympathie niet uitgaat naar 
de Farizeeër, maar naar de tollenaar. En dan dringt het met een schol tot je door, hoe 
ongehoord dat is: de officiële, alom geachte vrome wordt door God afgewezen, terwijl een man 
die alles wat heilig is met voeten heeft getreden zonder voorbehoud wordt aanvaard. De wereld 
wordt op zijn kop gezet. De goede kan blijkbaar fout zitten, de verkeerde blijkt in de juiste 
verhouding te kunnen staan. Dat is een schokkende conclusie: het bevestigt niet wat we 
dachten te weten en te verwachten. Dat brengt je in verwarring.
Terug naar Wereldmissiedag.
Wij, christenen van de westerse landen, lijken wij ook niet een beetje op die Farizeeër, voor wie 
we eigenlijk weinig sympathie kunnen opbrengen? In de jaren van snel groeiende welvaart 
werden we in staat gesteld onszelf te redden. Maar velen kwamen in de kou te staan, werden in 
de steek gelaten. Onze situatie is die van kerkmensen, die soms bedroevend arm zijn aan 
échte geloofservaringne, maar die ons nog niet zo beroerd voelen omdat we met een aantal 
vormen waarin het geloof wordt beleefd blijven praktizeren. Wij zijn niet als de rest van de 
mensen die dat allemaal hebben opgegeven. In dit opzicht kunnen christenen uit de door ons 
zo genoemde derde wereldlanden ons misschien nog wel wat leren. Ze hebben vragen bij onze 
samenleving, waarin grote groepen soms zo apart komen te staan. Zij hebben vragen bij de 
manier waarop wij het leven uit elkaar hebben gelegd: in een leven van de zondag, waarop we 
de soms kwijnende plant van ons geloof wat water gunnen en een leven van de werkweek, 
waarin heel andere uitgangspunten dan die van het evangelie aan de orde zijn. Die christenen 
verbazen zich over de gelatenheid waarmee de kerken van het Westen een priester-arme kerk 
zien naderen. En ze organiseren zich in kleine christelijke gemeenschappen, die hen werkelijk 
samenbinden.
Dat de Farizeeër niet in stilte en bescheidenheid wist te geven, wordt hem in het evangelie van 
vandaag kwalijk genomen. Dat jij tienden gaf van al zijn inkomsten blijft echter voorbeeldig. 
Geen gift, hoe ruim ook, ontslaat ons van de plicht om met alle volken te streven naar 
rechtvaardige verhoudingen in de wereld. Dat hebben we van de eerste lezing kunnen opsteken: 
God neemt geen steekpenningen aan ten koste van de armen. De opdracht om een koninkrijk 
van gerechtigheid en vrede te realiseren kan immers niet worden afgekocht.
AMEN

Terug naar overzicht thema's

Terug naar overzicht bijbelpassages