Het Brabants Dagblad van Paaszaterdag, de voorpaginafoto, met de
tekst: "Een lang Paasweekeinde wacht: wat te doen? Zes tips om de
verveling buiten de deur te houden." Zoals gewoonlijk zijn de tips
voorspelbaar: meubelboulevard, autoshowroom, pretpark, paasbrunch, de
natuur en... jawel, ook de kerk wordt genoemd. Niet met een paginagrote
opsomming, zoals met Kerstmis, waar en hoe laat de verschillende
diensten en vieringen zijn, maar wel met de volgende omschrijving:
"Veel mensen weten het niet eens meer, maar we vieren dit
paasweekeinde de verrijzenis van Jezus Christus. De inhoudelijke
betekenis van dit feest is de laatste jaren ver op de achtergrond
geraakt, maar wie in een wijde omgeving stil wil staan bij de
wederopstanding van Jezus, kan terecht in de kerk".
"Voordeel", besluit de krant: "er is plek genoeg".
Nou viel dat nogal tegen, want in ieder geval op Paasochtend om 10 uur
was ónze kerk bomvol en moesten er zelfs mensen blijven staan. En dat
zal in veel andere kerken niet anders zijn geweest. Maar ja, dát kan de
redacteur van de krant natuurlijk niet weten. Zoiets moet je misschien
eerst zien, en dan geloven.
Ik las nog even verder in de Paaszaterdagkrant. Verderop stond een
ingezonden stuk van moslimgelovige Ahmad Said Ikhlaf. Hij schreef zijn
mening niet als aanval op het christendom neer, maar liet het volgende
ter overweging weten. Volgens de islam heeft Jezus niet langer dan 3 uur
aan het kruis gehangen en hebben ze hem daar levend van afgehaald. Hij
werd verzorgd in de grafkamer van Nicodemus, was ’s maandags weer op
de been en ging op reis naar Syrië, Turkije, Irak, Iran, Afghanistan,
India en Kashmir. Jezus werd 120 jaar oud en ligt begraven in de Khan
Yarstraat in Srinagar, een pelgrimsoord in Kashmir. Nu gaat het mijn
niet om het ongelijk van de islam of het gelijk van het christendom en
ik zeg dit niet als aanval op de islam: maar dit verhaal is niet míjn
verhaal. Ik geloof het niet, en ik hoef het niet eens eerst te zien.
Zien en geloven, daar gaat het evangelie vandaag over. De apostel
Tomas wil het eerst allemaal zien wat ze vertellen over Jezus; dat hij
niet dood is, en dat hij is opgestaan uit zijn graf. "Ze kunnen me
wel van alles wijs maken", moet hij gedacht hebben. Hij was er niet
bij toen de leerlingen – zijn kameraden – Jezus na zijn dood hadden
ontmoet. En op gezag van anderen, ook niet van zijn beste vrienden,
neemt hij niet zomaar iets aan. Wat voor hem op dat moment alleen maar
telt, is de angst en het verdriet om de dood van Jezus. Tomas is er
eigenlijk nog helemaal kapot van. Hij moet eerst weten of het echt Jezus
was die zijn medeleerlingen gezien hebben, en niet zomaar een geest of
verschijning. Tomas wil letterlijk zijn vinger op de zere plek kunnen
leggen. Hij wilde eerst wel eens weten, waar hij aan toe was. Eerst
zien, dan geloven.
De situatie waarin de volgelingen van Jezus na Paaszondag terecht
zijn gekomen, lijkt weinig bemoedigend. Van een "vrolijk
Pasen", zoals we in onze tegenwoordige tijd zo vaak horen zeggen,
was eigenlijk nauwelijks sprake. Het klinkt allemaal maar beklemmend. De
deuren zijn gesloten (Beloken Pasen, "luiken dicht"), angst
regeert, er heerst onzekerheid en ongeloof. Kennelijk zijn er nog heel
wat anti-krachten werkzaam die de ervaring van de verrijzenis van Jezus
proberen te verduisteren. Angst is er één van. Al eerder in het
evangelie van Johannes werd de leerlingen de wacht aangezegd: als ze
Jezus zouden blijven volgen en hem erkennen als de Christus, zouden zij
uit de synagoge gebannen worden. Daarom zijn ze nu angstig en houden ze
de deuren op slot.
Nu ze Jezus verloren zijn geraakt, vinden ze het moeilijk om anderen
onder ogen te komen. Begrijpelijk, als je iemand die je zo lief was moet
missen. Naar buiten gaan doet pijn, want je komt op al die plekken waar
je samen was, de confrontatie met al die herinneringen is onplezierig.
Je bent kwetsbaar. Je wilt er wel over vertellen, maar het valt je
zwaar. En als ze er niet naar vragen, voel je je verlaten en eenzaam.
Toch verhinderen de gesloten deuren Jezus echter niet om binnen te
komen, de leerlingen vrede toe te wensen en hen uit te zenden met de
opdracht mensen hun zonden te vergeven en hen nieuw leven te schenken,
de verrijzenis als het ware tastbaar onder mensen te maken.
Tomas. Ik herinner het me nog van vroeger, 21 december, het naamfeest
van Tomas, de verjaardag van mijn vader. Hij was banketbakker, dus
altijd vroeg op en (meestal) laat thuis. En in plaats van een versierde
stoel als hij op zijn verjaardag thuis kwam, hielden wij – mijn zusje
en ik – de achterdeur gesloten en lieten hem pas binnen wanneer hij
had beloofd iets in vervulling te laten gaan wat wij graag wensten.
Meestal ging dat om nogal praktische zaken, zoals: heb je taart bij je,
krijgen wij deze week wat meer zakgeld of blijf je nu de rest van de dag
thuis? Pas na een positief antwoord ging de deur open en mocht de jarige
binnenkomen. Eerst zien, dan geloven. Want anders waren wij natuurlijk
niet overtuigd.
Al van oudsher wordt Tomas "de ongelovige" genoemd. Je zou
dat ook een "anti-kracht" kunnen noemen. Maar toch kunnen we
Tomas’ "eis" om de Jezus’ wondetekenen te zien ook
positief verstaan. Hij komt eerlijk uit voor zijn twijfels. Want zo
zeker is het toch allemaal niet? Tomas weigert een
"gemakkelijk" verrijzenisgeloof dat de opstanding van Jezus
zou losmaken van zijn lijden en sterven. Het kruis en de dood horen bij
het leven.
"Vrolijk Pasen": het mag gerust, maar vergeet niet de pijn
en het verdriet die nu eenmaal bij het leven horen. Tomas laat zien wat
we nodig hebben als we verdrietig zijn, pijn lijden of gebukt gaan onder
ziekte: dat er iemand oog en oor voor je heeft, dat je zere plek gezien
en onderkend wordt, dat we niet wegrennen voor de pijn en dat je verhaal
serieus genomen wordt. Dát brengt genezing en voert tot verrijzenis:
als je gezien en gekend wordt – ook in je tekort, je pijn, je twijfels
– krijg je nieuwe levenskracht, kun je tot geloof geraken. De wonden
van de wereld zijn er misschien niet mee genezen, maar we kunnen wel de
gesloten luiken openen en de blijde boodschap verkondigen.
AMEN