15
oktober 2005
Brood, we hebben het dagelijks nodig. Hadden we vroeger de keuze uit
gewoon wit en bruin, tegenwoordig is het in alle mogelijk denkbare soorten
en maten te krijgen. Zoveel granen, biologisch gebakken, ovenvers, op
grootmoeders wijze, en ga zo maar door. De commercie weet maar al te goed
raad met onze eerste levensbehoeften.
Brood is in veel Nederlandse spreekwoorden en gezegden terug te vinden:
iemand iets op zijn brood geven, zich niet de kaas van het brood laten eten,
iemand het brood uit de mond stoten, er valt geen droog brood aan te
verdienen, op water en brood zitten, de een z'n dood de ander z'n brood. Ook
staat er in het woordenboek iets over 'brood des levens': "hetgeen het
geestelijk leven aan de ziel geeft" (ik gebruikte nog een woordenboek
van voor de oorlog!).
In de kerkelijk-liturgische traditie speelt brood (en wijn) een
belangrijke rol. In de eucharistische viering breken en delen we het brood
van Christus. In het Onze Vader bidden we: "Geef ons heden ons
dagelijks brood". In liederen zingen we: "Tafel van Een, brood om
te weten, dat wij elkaar gegeven zijn". En velen kennen nog wel de
Hubertusbroodjes (3 november?) ter bescherming tegen hondsdolheid.
Ook in bijbelse verhalen speelt brood veelvuldig een rol. We kennen
allemaal we het manna dat het Joodse volk tijdens hun tocht door de woestijn
aan het begin van iedere ochtend voedsel voor de dag verschafte. Of het
verhaal over Jezus die door de duivel werd gevraagd van stenen brood te
maken. Of de wonderbare broodvermenigvuldiging in de evangelieverhalen met
vijf broden en twee vissen.
Brood, daar zat kennelijk ook heel vroeger al wat in.
Zo ook het wonderlijke verhaal over de weduwe van Sarefat. De profeet
Elia steekt niet onder stoelen of banken dat de manier waarop koning Achab
en koningin Izebel regeren, niet deugt. Elia waarschuwt hen dat God hen
hiervoor zeker zal straffen. Elia moest dus uit de weg worden geruimd.
Wanneer het land door grote droogte wordt geteisterd en er hongersnood
uitbreekt, ziet Elia dat als de aangekondigde straf. Zelf moet hij vluchten
naar een ruig en onherbergzaam gebied. Raven brengen hem 's morgens en 's
avonds brood en vlees, en hij lest zijn dorst met het water uit de rivier.
Maar wanneer ook die uitgedroogd is, krijgt Elia van Jahwe de opdracht naar
Sarefat te gaan. Bij de stadspoort aangekomen, ziet Elia een weduwvrouw die
bezig is met hout te sprokkelen. En Elia vraagt haar om een brood, dat zij
van haar laatste beetje meel bereid is te bakken. Namens Jahwe beloont Elia
haar, zodat het meel in de pot en de olie in de kruik voorlopig niet meer
zullen opraken; totdat de hongersnood voorbij zal zijn. Een wonderlijk
verhaal.
Evenzo wonderlijk het verhaal van Elia en de weduwe van Sarefat is, zo
wonderlijk is ook het korte stukje tekst uit het evangelie van Johannes.
"Ik ben het brood des levens"... zegt Jezus. "Als iemand van
dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid". Die van het manna in de
woestijn aten, destijds, zijn gestorven. Maar als je van dít brood eet...
Maar je moet wel een groot geloof hebben om deze onsterfelijkheid te
accepteren. Geen wonder dat de omstanders daarover in verwarring raakten en
met elkaar in discussie gingen: hoe kan dat nu? Wie luistert er nou naar dat
soort taal? Met als gevolg dat veel volgelingen hun geloof in Jezus verloren
en voortaan hun eigen weg gingen.
Hoewel brood een prominente rol speelt in beide lezingen van vandaag, is
het toch maar de vraag of het eigenlijk wel over brood gaat in deze teksten.
En zo niet, wat willen ze ons dan zeggen? En wat zouden ze vandaag de dag
voor ons kunnen betekenen? Misschien het volgende.
Misschien mag je zeggen dat in het verhaal over de weduwe van Sarefat we
het "bewijs" krijgen aangereikt dat God juist een zwak heeft voor
de armste en minste mensen, die afhankelijk zijn van anderen. Zo krijgt de
arme weduwe – die het laatste wat ze heeft nog weggeeft - op wonderlijke
wijze hulp van God. Zo'n verhaal maakt duidelijk wie God voor ons kan zijn:
iemand die liever het leven dan de dood wil, begaan met de minstbedeelden in
de samenleving, met hen meetrekkend en hen bemoedigend.
En Jezus, "brood des levens"? Ook hij schenkt zich uiteindelijk
helemaal weg en maakt hiermee de weg naar eeuwig leven vrij. Maar het is wel
een kwestie van geloven, en niet van praten en discussiëren. Geloven heeft
te maken met onvoorwaardelijke overgave, geen voorwaarden stellen, maar doen
wat gevraagd wordt. Geen slaafse navolging, maar bewuste keuze. Vol
vertrouwen dat het goed is wat je doet en waarvoor je kiest.
Niet gemakkelijk, want in onze moderne samenleving zijn we gewend om
weloverwogen, verantwoorde beslissingen te nemen voor je ergens aan begint.
Geloven, het is steeds maar weer balanceren tussen niet-zien en
zien-soms-even, tussen gezond tegenstribbelen en je af en toe gewoon
gewonnen geven. Vallen en opstaan. Zo verdienen we ook ons dagelijks brood:
in de hitte van de dag, door denken en doen. In de liturgie breken en delen
we dat brood met het oog op de toekomst, het Rijk Gods, waar voor allen
brood in overvloed is. Geen genadebrood, maar brood voor tijd en eeuwigheid.
AMEN