VITABERNA

 

 


Pastoraal atelier

Levoland 

Relimarkt

Bronnenmagazijn

 

CARNAVAL

Carnaval zet de wereld op zijn kop. Bestaande normen en waarden, regels, wetten en gebruiken worden op de korrel genomen en men drijft de spot met vooraanstaande burgers en de (kerkelijke en maatschappelijke) overheid. Op deze manier kan veel stoom worden afgeblazen en kan men weer met frisse moed het komende jaar ingaan. De rolomkeringsmotieven zijn al te vinden in de oude Romeinse en Babylonische godsdienstige rituelen. De driedaagse periode van zotheid ging en gaat traditioneel vooraf aan de christelijke vastentijd. Het tijdstip van carnaval verschilt naar gelang de plaatselijke gebruiken. Het kan beginnen na Kerstmis, na Driekoningen, op 17 januari (feest van de H. Antonius), op 2 februari (feest van Maria Lichtmis); maar de eigenlijk kern ervan blijft de aan Aswoensdag voorafgaande week.
Het omkeren van de bestaande orde stond en staat nog altijd centraal. Prins carnaval en zijn adjudant krijgen voor drie dagen de sleutels van het stadhuis overhandigd en bekleden voor die tijd de functie van burgemeester en raad van stad/dorp. Maar de wanorde is slechts van tijdelijke aard: na enkele dagen van feestvieren is het gedaan met de pret en keert de normale gang van zaken weer terug. Het carnavalssymbool wordt plechtig verbrand of begraven, de sleutels van het Prinsenrijk moeten weer worden teruggegeven en op Aswoensdag rest nog de sobere ceremonie van het haring-happen. Veertig dagen van inkeer en vasten volgen.

Het verhaal
Carnaval heeft in het verleden verschillende bloeiperioden gekend. Het feest was vooral in de late middeleeuwen ontzettend populair, en zo ongeveer alles was toegestaan. Vooral de geestelijkheid moest het dikwijls ontgelden. Zo werden er bijvoorbeeld "nepmissen" opgedragen, waarbij elk gedeelte werd afgesloten met een luidruchtige boer door het gehele kerkvolk. Of er werden onzinnige liederen tegen elkaar ingezongen, waarna men zich de kerk uit haastte, omdat de laatst overgeblevene zonder pardon de broek omlaag werd getrokken. Zogenaamde predikanten hielden spotpreken (anno 2002: "tonpraoters") en staken de draak met kerkelijke en godsdienstige verordeningen. Flink drinken en de beest uithangen vormden de beste condities om je verzekeren van een bijzonder plaatsje in de hel.
Na de tamelijk ongebreidelde onstuimigheid en uitbundigheid in de middeleeuwen kwam er een eerste voorzichtige reactie van de overheid. Men vond het soms wel erg ver gaan. Veel haalde dat echter allemaal niet uit: het feest bleef bijzonder populair en er werd over het algemeen flink doorgefeest met carnaval. Maar in de twee daarop volgende eeuwen veranderde dat: veel burgers distantieerden zich van het volkse en boerse gedoe. In de 17e en 18e eeuw is er dan ook slechts sprake van een sluimerende subcultuur, die als achterlijk plattelandsvermaak in de stad verboden werd. Nog in 19e en 20e eeuw - waarin weer sprake is van een opleving van het carnavalsfeest - klonk het verzet in sommige streken van het zuiden door: in 1849 waren er in Breda flinke ongeregeldheden en in 1919 moest de Bossche marechaussee eraan te pas komen om al te uitbundige carnavalsvierders tot kalmte aan te manen.
Aarzelend begint de opbloei van het carnavalsfeest weer onder invloed van de Romantiek: Franse, Italiaanse en Duitse vorsten blazen het feest nieuw leven in. Franse soldaten brengen het feest naar Keulen, vanwaaruit het overslaat naar Maastricht en Venlo, en wat later naar Brabant.

Religieuze wortels
In oorsprong is Carnaval een lente- en vruchtbaarheidsfeest, dat diende om de goden gunstig te stemmen voor een rijke en overvloedige oogst. Er bestaan verschillende etymologische verklaringen: "carne vale" (vlees, vaarwel), "carne levare" (het achterwege laten van vlees eten in de vastentijd) of "carrus navalis" (scheepskar). Niet alleen de etymologie van het woord Carnaval is onduidelijk, maar ook die van "vastenavond". Wellicht is het afkomstig van het Duitse "Fastnacht" (de avond voor de vasten) of mogelijk ook van "faseln" (= gedijen, rijke vrucht voortbrengen), hetgeen verbasterd kon worden tot "Vastelaovond".
In de Germaanse oudheid was Carnaval bedoeld als een overgangsritueel van donker naar licht, van winter naar zomer, het eerste lentefeest. Maskers en vermommingen hebben bij deze traditionele Germaanse feesten steeds een belangrijke rol gespeeld. Met name dierenvermommingen waren geliefd: geiten, beren en paardenmaskers waren bedoeld als personificaties van bepaalde godheden. Het woord "masker" zou van het Germaanse "masca" komen, wat "heks" betekent.
Carnaval is nauw verbonden met vroegere Griekse en Romeinse godsdiensten. Van meet af aan is Carnaval een feestelijke periode van vernieuwing geweest, waarin chaos en wanorde uiteindelijk weer leidt tot herstel van de normale orde, die weer tot het einde van de volgende cyclus in stand wordt gehouden. Carnaval is dus een feest van begin en einde van het (zonne)jaar en tezamen met de zuiverende boeteperiode van de vastentijd een inleiding op het paasfeest.

Carrus navalis
Oud-Germaanse gebruiken maken melding van scheepskarren, waarmee men om de
velden trok om bij de goden vruchtbaarheid van de grond af te smeken. Deze scheepskarren kan men zien als de huwelijksboot van Gea, de godin van de aarde en de zonnegod; maar ook als voertuig naar de andere wereld. Ongetwijfeld ligt bij deze scheepskarren de oorsprong van onze hedendaagse carnavalsoptochten. De wagens zijn ook terug te vinden in lenterituelen van oude Egyptische en Babylonische godsdiensten. Zo vierde men in Egypte het feest van vruchtbaarheidsgodin Isis, die met een blauwe schuit de Nijl afvoer. In het oude Babylonië werd er bij gelegenheid van Nieuwjaar een optocht met een scheepskar georganiseerd ter verering van de god Mardoek. In deze kar werd iemand meegevoerd die voor enkele dagen de rol van koning vervulde. Aan het einde van het feest was hij gedoemd te sterven: een soort reinigingsritueel dus.
In veel preken en teksten ten tijde van de middeleeuwen wordt het beeld van een schip gebruikt om de christelijke leer te verduidelijken: het schip van de kerk, de doop, het paradijs, genade, Maria als schip, enz. Met name het beeld van het boete-schip wordt in de middeleeuwen vaak gebruikt: het schip van de doop is uit de koers geslagen en zwaar gehavend door de zonde van de mens. Boetedoening is de enige manier om te ontkomen aan de gevaren van de tocht naar het heil. Vanaf de vroege middeleeuwen is er sprake van boeteschepen, beladen met ruziënde personen die zich aan een losbandig leven te buiten zijn gegaan; met aan het hoofd de grootste nar, verkleed in een uniform van een gezagsdrager. Uit deze traditie stammen waarschijnlijk de latere voorstellingen van het narrenschip en de narrenwagen, als voertuigen van gepersonifieerde zonden en deugden. Boete- en narrenschepen stonden dus model voor de Vastenavondvieringen (carnaval). Vermomd als nar konden burgers bepaalde zaken in de stedelijke samenleving aan de kaak stellen of de spot drijven met burgerlijke en kerkelijke gezagsdragers.

Kerk en carnaval
De kerk heeft een aantal Germaanse gebruiken en rituelen gekerstend, zoals het vasten als een zuiverende boeteperiode op weg naar Pasen. Het lentefeest werd dan ook al door de eerste christenen gevierd als "christelijk" feest. Maar niet alle gebruiken werden door de kerk overgenomen en gekerstend. Met name de scheepskar, waarop de plaatselijke clerus soms op ongenadige wijze onder schot werd genomen, was een doorn in het oog van de officiële kerkelijke gezagsdragers. Dat leidde in de 8e eeuw zelfs tot een verbod om ermee rond te trekken. Onder invloed van de Reformatie werd het carnavalsfeest steeds verder teruggedrongen, en werd de nadruk gelegd op innerlijke bekering en persoonlijke boetedoening.

Sociale functie
Carnaval had en heeft door de eeuwen heen een belangrijke sociaal-maatschappelijke functie gehad. Het feest kan worden gezien als een tijdelijke ontsnappingsmogelijkheid en als uitlaatklep. Carnaval kan in die zin een louterende en bevrijdende functie hebben. Voor even mag je je onttrekken aan ingeslepen sociale kaders en rollenpatronen. Chaos en wanorde als basis voor regelmaat en vaste patronen. In dat opzicht verkeert carnaval in goed bijbels gezelschap.

Terug naar overzicht